A1.14: Kalenderdata en feestdagen

Kalenderdatums en feestdagen

Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

Woordenschat (13)

 De agenda: De agenda (Nederlands)

De agenda

Show

De agenda Show

 De datum: De datum (Nederlands)

De datum

Show

De datum Show

 De feestdag: De feestdag (Nederlands)

De feestdag

Show

De feestdag Show

 De vakantie: De vakantie (Nederlands)

De vakantie

Show

De vakantie Show

 De week: De week (Nederlands)

De week

Show

De week Show

 Het weekend: Het weekend (Nederlands)

Het weekend

Show

Het weekend Show

 De kalender: De kalender (Nederlands)

De kalender

Show

De kalender Show

 Kerstmis: Kerstmis (Nederlands)

Kerstmis

Show

Kerstmis Show

 Oud en nieuw: Oud en nieuw (Nederlands)

Oud en nieuw

Show

Oud en nieuw Show

 Nieuwjaar: Nieuwjaar (Nederlands)

Nieuwjaar

Show

Nieuwjaar Show

 Pasen: Pasen (Nederlands)

Pasen

Show

Pasen Show

 Pinksteren: Pinksteren (Nederlands)

Pinksteren

Show

Pinksteren Show

 Plannen (plannen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Plannen

Show

Plannen Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gespreksoefening

Instructie:

  1. Noem de naam van de feestdag en de datum. (Noem de naam van de feestdag en de datum ervan.)
  2. Wat zijn je plannen voor de feestdagen? Met wie ga je ze doorbrengen? (Wat zijn je plannen voor de feestdagen? Met wie ga je het doorbrengen?)
  3. Welke dag is het vandaag? (Welke dag is het vandaag?)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Kerstmis is op vijfentwintig december.

Zomervakantie is in juli en augustus.

Pasen valt altijd op een andere datum.

Ik ben van plan om kerst met mijn familie te vieren.

Ik ga nieuwjaar vieren met mijn vrienden.

Vandaag is het veertiende februari 2025.

...

Oefening 2: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 3: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

De agenda


De agenda

2

Pinksteren


Pinksteren

3

Kerstmis


Kerstmis

4

De feestdag


De feestdag

5

Oud en nieuw


Oud en nieuw

Oefening 4: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden
1.
agenda. | in mijn | zet ik | Op maandag | een afspraak
Op maandag zet ik een afspraak in mijn agenda.
2.
is op | Wanneer is | 25 december. | Kerstmis? Het
Wanneer is Kerstmis? Het is op 25 december.
3.
begint op | dit jaar. | 10 maart | Mijn vakantie
Mijn vakantie begint op 10 maart dit jaar.
4.
2023. | We vieren | 31 december | Oud en | Nieuw op
We vieren Oud en Nieuw op 31 december 2023.
5.
het donderdag | 5 juli | 2025. | Vandaag is
Vandaag is het donderdag 5 juli 2025.
6.
week van | In de | veel mensen | vrij. | Pasen zijn
In de week van Pasen zijn veel mensen vrij.

Oefening 5: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Kerstmis is op 25 december en ik vier het met mijn familie.
Op maandag plan ik een afspraak in mijn agenda.
Mijn vakantie begint op 5 juli 2025 en ik ga naar Spanje.
In december kijk ik uit naar Oud en Nieuw om het nieuwe jaar te vieren.

Oefening 6: Clusteren van woorden

Instructie: Sorteren de woorden in de twee groepen: woorden die gaan over vaste feestdagen en woorden die gaan over tijdsaanduidingen in een agenda.

Vaste feestdagen

Tijdsaanduidingen in de agenda

Oefening 7: Hoe formuleer je de datum?

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Hoe formuleer je de datum?

Toon vertaling Toon antwoorden

op 5 juli 2025, op, in, op 10 maart, op 31 december 2023

1.
Wij vieren Pasen ... april.
(Wij vieren Pasen in april.)
2. 10/03:
Wij plannen een reis ... de zomer.
(Wij plannen een reis in de zomer.)
3.
De vakantie begint ... zaterdag.
(De vakantie begint op zaterdag.)
4. 10/03:
Mijn verjaardag is ....
(Mijn verjaardag is op 10 maart.)
5. 05/07/2025:
Het evenement is ....
(Het evenement is op 5 juli 2025.)
6.
Ik ben geboren ... 2001.
(Ik ben geboren in 2001.)
7.
De afspraak is ... woensdag.
(De afspraak is op woensdag.)
8. 31/12/2023:
Het feest is ....
(Het feest is op 31 december 2023.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A1.14.2 Grammatica

Hoe formuleer je de datum?

Hoe formuleer je de datum?


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Plannen plannen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Nederlands Nederlands
(ik) plan (ik) plan
(jij) plant / plan je (jij) plant / plan je
(hij/zij/het) plant (hij/zij/het) plant
(wij) plannen (wij) plannen
(jullie) plannen (jullie) plannen
(zij) plannen (zij) plannen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏