Nederlands A1.14.1 Wij gaan naar huis met de feestdagen Delen Gekopieerd!
Twee studenten praten na de les op de universiteit in Utrecht.
Dialoog: Wij gaan naar huis met de feestdagen
Twee studenten praten na de les op de universiteit in Utrecht.

A1 Nederlands
Niveau: A1
Module 2: Van uren tot seizoenen (Van uren tot seizoenen)
Les 14: Kalenderdata en feestdagen (Kalenderdata en feestdagen)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten
Audio en video
Gesprek
1. | Piotr (uit Polen): | Hoi Zoë! Ik plan een reis naar huis, naar Polen. Wat zijn jouw plannen voor de feestdagen? | (Hoi Zoë! Ik plan een reis naar huis, naar Polen. Wat zijn jouw plannen voor de feestdagen?) |
2. | Zoë (uit Frankrijk): | Ik ook! Ik ga op 22 december naar Frankrijk. Ik wil Kerstmis met mijn familie vieren. | (Ik ook! Ik ga op 22 december naar Frankrijk. Ik wil Kerstmis met mijn familie vieren.) |
3. | Piotr (uit Polen): | Op 25 december kookt mijn moeder soep en vis. En bij jullie? | (Op 25 december kookt mijn moeder soep en vis. En bij jullie?) |
4. | Zoë (uit Frankrijk): | Wat leuk! Wij eten kaas en brood. En we zingen. | (Wat leuk! Wij eten kaas en brood. En we zingen.) |
5. | Piotr (uit Polen): | Vier jij ook Oud en nieuw in Frankrijk? | (Vier jij ook Oud en nieuw in Frankrijk?) |
6. | Zoë (uit Frankrijk): | Ja! Wij vieren oud en nieuw op 31 december. Jij ook? | (Ja! Wij vieren oud en nieuw op 31 december. Jij ook?) |
7. | Piotr (uit Polen): | Ik vier Nieuwjaar op 1 januari in Utrecht met vrienden. | (Ik vier Nieuwjaar op 1 januari in Utrecht met vrienden.) |
8. | Zoë (uit Frankrijk): | Oh leuk! En ga jij ook terug voor Driekoningen, op 6 januari? | (Oh leuk! En ga jij ook terug voor Driekoningen, op 6 januari?) |
9. | Piotr (uit Polen): | Nee, dan ben ik weer terug in Utrecht. De vakantie is kort. | (Nee, dan ben ik weer terug in Utrecht. De vakantie is kort.) |
10. | Zoë (uit Frankrijk): | Ik ook. Alles staat in de agenda. De data zijn duidelijk. | (Ik ook. Alles staat in de agenda. De data zijn duidelijk.) |
11. | Piotr (uit Polen): | Ja, de kalender is vol! Maar ik kijk uit naar de vakantie. | (Ja, de kalender is vol! Maar ik kijk uit naar de vakantie.) |