Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

  1. Dagen van de week: Gebruik 'op' + dagnaam, bv. 'op maandag'.
  2. Maanden en jaren: Gebruik 'in' + maand of jaar, bv. 'in januari', 'in 2025'.
  3. Volledige datums: Dag + maand + jaar, bv. '21 april 2023'.
Vorm (Vorm)Voorbeeld (Voorbeeld)
Volledige datum (Volledige datum)12 augustus 2023 (12 augustus 2023)
Datum zonder jaartal (Datum zonder jaartal)5 juli (5 juli)
Datum met dag van de week (Datum met dag van de week)Maandag 3 april (Maandag 3 april)
Vraag (Vraag)Welke dag is het vandaag? Het is donderdag 12 juli. (Welke dag is het vandaag? Het is donderdag 12 juli.)

Uitzonderingen!

  1. Feestdagen hebben vaak geen voorzetsel, bv. 'Kerstmis is op 25 december'.

Oefening 1: Hoe formuleer je de datum?

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

op 5 juli 2025, op, in, op 10 maart, op 31 december 2023

1.
Wij vieren Pasen ... april.
(Wij vieren Pasen in april.)
2. 10/03:
Wij plannen een reis ... de zomer.
(Wij plannen een reis in de zomer.)
3.
De vakantie begint ... zaterdag.
(De vakantie begint op zaterdag.)
4. 10/03:
Mijn verjaardag is ....
(Mijn verjaardag is op 10 maart.)
5. 05/07/2025:
Het evenement is ....
(Het evenement is op 5 juli 2025.)
6.
Ik ben geboren ... 2001.
(Ik ben geboren in 2001.)
7.
De afspraak is ... woensdag.
(De afspraak is op woensdag.)
8. 31/12/2023:
Het feest is ....
(Het feest is op 31 december 2023.)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. We hebben vakantie ___ juli.

2. De vergadering is ___ maandag.

3. Kerstmis is ___ 25 december.

4. Mijn verjaardag is ___ 10 maart.

5. We plannen het feest ___ het weekend.

6. ___ 31 december 2023 vieren we Oud en Nieuw.