- Een voegwoord kan tussen twee gelijke zinsdelen staan.
Voegwoord | Gebruik | Voorbeeld |
---|---|---|
En | Voegt twee delen samen (Voegt twee delen samen) | Ik eet brood en kaas. |
Maar | Tegenstelling (Tegenstelling) | Ik wil soep, maar ik heb geen lepel. |
Of | Keuze (Keuze) | Wil je thee of koffie? |
Want | Reden (Reden) | Ik eet soep, want het is koud. |
Oefening 1: Nevenschikkende voegwoorden (en, maar, of, want)
Instructie: Vul het juiste woord in.
of, maar, en, want
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Ik drink koffie ___ ik eet brood 's ochtends.
2. Ik wil thee, ___ ik heb geen suiker.
3. Wil je kaas ___ ham op je brood?
4. Ik eet soep ___ het is koud buiten.
5. Ik drink water ___ ik neem een appel als tussendoortje.
6. Ik wil koffie ___ thee na het eten.