Sparen (sparen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Delen
Gekopieerd!
Vervoeging van sparen (sparen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.
Infinitief |
Voltooid deelwoord |
Sparen (Sparen) |
Gespaard (Gespaard) |
Werkwoordsvormen
Aantonende wijs |
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) spaar |
(ik) spaar |
(jij) spaart/spaar |
(jij) spaart/spaar |
(hij/zij/het) spaart |
(hij/zij/het) spaart |
(wij) sparen |
(wij) sparen |
(jullie) sparen |
(jullie) sparen |
(zij) sparen |
(zij) sparen |
|
Onvoltooid verleden tijd (OVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) spaarde |
(ik) spaarde |
(jij) spaarde |
(jij) spaarde |
(hij/zij/het) spaarde |
(hij/zij/het) spaarde |
(wij) spaarden |
(wij) spaarden |
(jullie) spaarden |
(jullie) spaarden |
(zij) spaarden |
(zij) spaarden |
|
Voltooid tegenwoordige tijd (VTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik heb gespaard |
ik heb gespaard |
jij hebt/je hebt gespaard |
jij hebt/je hebt gespaard |
hij/zij/het heeft gespaard |
hij/zij/het heeft gespaard |
wij hebben gespaard |
wij hebben gespaard |
jullie hebben gespaard |
jullie hebben gespaard |
zij hebben gespaard |
zij hebben gespaard |
|
Voltooid verleden tijd (VVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) had gespaard |
(ik) had gespaard |
(jij) had gespaard |
(jij) had gespaard |
(hij/zij/het) had gespaard |
(hij/zij/het) had gespaard |
(wij) hadden gespaard |
(wij) hadden gespaard |
(jullie) hadden gespaard |
(jullie) hadden gespaard |
(zij) hadden gespaard |
(zij) hadden gespaard |
|
Onvoltooid toekomende tijd (OTTk)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) zal sparen |
(ik) zal sparen |
(jij) zal sparen / zult sparen |
(jij) zal sparen / zult sparen |
(hij/zij/het) zal sparen |
(hij/zij/het) zal sparen |
(wij) zullen sparen |
(wij) zullen sparen |
(jullie) zullen sparen |
(jullie) zullen sparen |
(zij) zullen sparen |
(zij) zullen sparen |
|
Voltooid toekomende tijd (VTTk)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) zal gespaard hebben |
(ik) zal gespaard hebben |
(jij) zal gespaard hebben / zul gespaard hebben |
(jij) zal gespaard hebben / zul gespaard hebben |
(hij/zij/het) zal gespaard hebben |
(hij/zij/het) zal gespaard hebben |
(wij) zullen gespaard hebben |
(wij) zullen gespaard hebben |
(jullie) zullen gespaard hebben |
(jullie) zullen gespaard hebben |
(zij) zullen gespaard hebben |
(zij) zullen gespaard hebben |
|
Conditionele wijs |
Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) zou sparen |
(ik) zou sparen |
(jij) zou sparen |
(jij) zou sparen |
(hij/zij/het) zou sparen |
(hij/zij/het) zou sparen |
(wij) zouden sparen |
(wij) zouden sparen |
(jullie) zouden sparen |
(jullie) zouden sparen |
(zij) zouden sparen |
(zij) zouden sparen |
|
Conditionele Verleden Tijd (CVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik zou gespaard hebben |
ik zou gespaard hebben |
jij zou gespaard hebben |
jij zou gespaard hebben |
hij/zij/het zou gespaard hebben |
hij/zij/het zou gespaard hebben |
wij zouden gespaard hebben |
wij zouden gespaard hebben |
jullie zouden gespaard hebben |
jullie zouden gespaard hebben |
zij zouden gespaard hebben |
zij zouden gespaard hebben |
|
Imperatief (gebiedende wijs) |
Gebiedende wijs
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
Spaar! |
Spaar! |
|