Sparen (sparen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van sparen (sparen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Sparen (sparen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A2

Module 2: Maatschappij en overheid (Maatschappij en overheid)

Les 13: Bij de bank (Bij de bank)

Infinitief Voltooid deelwoord
Sparen (Sparen) Gespaard (Gespaard)

Werkwoordsvormen

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Nederlands Nederlands
(ik) spaar (ik) spaar
(jij) spaart/spaar (jij) spaart/spaar
(hij/zij/het) spaart (hij/zij/het) spaart
(wij) sparen (wij) sparen
(jullie) sparen (jullie) sparen
(zij) sparen (zij) sparen

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Nederlands Nederlands
(ik) spaarde (ik) spaarde
(jij) spaarde (jij) spaarde
(hij/zij/het) spaarde (hij/zij/het) spaarde
(wij) spaarden (wij) spaarden
(jullie) spaarden (jullie) spaarden
(zij) spaarden (zij) spaarden

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Nederlands Nederlands
ik heb gespaard ik heb gespaard
jij hebt/je hebt gespaard jij hebt/je hebt gespaard
hij/zij/het heeft gespaard hij/zij/het heeft gespaard
wij hebben gespaard wij hebben gespaard
jullie hebben gespaard jullie hebben gespaard
zij hebben gespaard zij hebben gespaard

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Nederlands Nederlands
(ik) had gespaard (ik) had gespaard
(jij) had gespaard (jij) had gespaard
(hij/zij/het) had gespaard (hij/zij/het) had gespaard
(wij) hadden gespaard (wij) hadden gespaard
(jullie) hadden gespaard (jullie) hadden gespaard
(zij) hadden gespaard (zij) hadden gespaard

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Nederlands Nederlands
(ik) zal sparen (ik) zal sparen
(jij) zal sparen / zult sparen (jij) zal sparen / zult sparen
(hij/zij/het) zal sparen (hij/zij/het) zal sparen
(wij) zullen sparen (wij) zullen sparen
(jullie) zullen sparen (jullie) zullen sparen
(zij) zullen sparen (zij) zullen sparen

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Nederlands Nederlands
(ik) zal gespaard hebben (ik) zal gespaard hebben
(jij) zal gespaard hebben / zul gespaard hebben (jij) zal gespaard hebben / zul gespaard hebben
(hij/zij/het) zal gespaard hebben (hij/zij/het) zal gespaard hebben
(wij) zullen gespaard hebben (wij) zullen gespaard hebben
(jullie) zullen gespaard hebben (jullie) zullen gespaard hebben
(zij) zullen gespaard hebben (zij) zullen gespaard hebben
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Nederlands Nederlands
(ik) zou sparen (ik) zou sparen
(jij) zou sparen (jij) zou sparen
(hij/zij/het) zou sparen (hij/zij/het) zou sparen
(wij) zouden sparen (wij) zouden sparen
(jullie) zouden sparen (jullie) zouden sparen
(zij) zouden sparen (zij) zouden sparen

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Nederlands Nederlands
ik zou gespaard hebben ik zou gespaard hebben
jij zou gespaard hebben jij zou gespaard hebben
hij/zij/het zou gespaard hebben hij/zij/het zou gespaard hebben
wij zouden gespaard hebben wij zouden gespaard hebben
jullie zouden gespaard hebben jullie zouden gespaard hebben
zij zouden gespaard hebben zij zouden gespaard hebben
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Nederlands Nederlands
Spaar! Spaar!