Tonen (tonen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van tonen (tonen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Tonen (tonen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A2

Module 3: Weekendplannen (Weekendplannen)

Les 19: Op de camping (Op de camping)

Infinitief Voltooid deelwoord
Tonen (Tonen) Getoond (Getoond)

Werkwoordsvormen

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Nederlands Nederlands
(ik) toon (ik) toon
(jij) toont/toon (jij) toont/toon
(hij/zij/het) toont (hij/zij/het) toont
(wij) tonen (wij) tonen
(jullie) tonen (jullie) tonen
(zij) tonen (zij) tonen

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Nederlands Nederlands
(ik) toonde (ik) toonde
(jij) toonde/toont (jij) toonde/toont
(hij/zij/het) toonde (hij/zij/het) toonde
(wij) toonden (wij) toonden
(jullie) toonden (jullie) toonden
(zij) toonden (zij) toonden

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Nederlands Nederlands
(ik) heb getoond (ik) heb getoond
(jij) hebt getoond / hebt getoond (jij) hebt getoond / hebt getoond
(hij/zij/het) heeft getoond (hij/zij/het) heeft getoond
(wij) hebben getoond (wij) hebben getoond
(jullie) hebben getoond (jullie) hebben getoond
(zij) hebben getoond (zij) hebben getoond

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Nederlands Nederlands
(ik) heb getoond (ik) heb getoond
(jij) hebt getoond / hebt getoond (jij) hebt getoond / hebt getoond
(hij/zij/het) heeft getoond (hij/zij/het) heeft getoond
(wij) hebben getoond (wij) hebben getoond
(jullie) hebben getoond (jullie) hebben getoond
(zij) hebben getoond (zij) hebben getoond

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Nederlands Nederlands
(ik) zal tonen (ik) zal tonen
(jij) zal tonen / zult tonen (jij) zal tonen / zult tonen
(hij/zij/het) zal tonen (hij/zij/het) zal tonen
(wij) zullen tonen (wij) zullen tonen
(jullie) zullen tonen (jullie) zullen tonen
(zij) zullen tonen (zij) zullen tonen

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Nederlands Nederlands
(ik) zal getoond hebben (ik) zal getoond hebben
(jij) zal getoond hebben / zult getoond hebben (jij) zal getoond hebben / zult getoond hebben
(hij/zij/het) zal getoond hebben (hij/zij/het) zal getoond hebben
(wij) zullen getoond hebben (wij) zullen getoond hebben
(jullie) zullen getoond hebben (jullie) zullen getoond hebben
(zij) zullen getoond hebben (zij) zullen getoond hebben
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Nederlands Nederlands
ik zou tonen ik zou tonen
jij zou tonen / zou jij tonen jij zou tonen / zou jij tonen
(hij/zij/het) hij zou tonen / zij zou tonen / het zou tonen (hij/zij/het) hij zou tonen / zij zou tonen / het zou tonen
wij zouden tonen wij zouden tonen
jullie zouden tonen jullie zouden tonen
zij zouden tonen zij zouden tonen

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Nederlands Nederlands
ik zou getoond hebben ik zou getoond hebben
jij zou getoond hebben / zou getoond hebben jij zou getoond hebben / zou getoond hebben
(hij/zij/het) hij zou getoond hebben (hij/zij/het) hij zou getoond hebben
wij zouden getoond hebben wij zouden getoond hebben
jullie zouden getoond hebben jullie zouden getoond hebben
zij zouden getoond hebben zij zouden getoond hebben
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Nederlands Nederlands
Toon! Toon!