Vergaderen (vergaderen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van vergaderen (vergaderen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Vergaderen (vergaderen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A2

Module 6: Op het werk (Op het werk)

Les 40: Kantoor en vergaderingen (Kantoor en vergaderingen)

Infinitief Voltooid deelwoord
Vergaderen (Vergaderen) Vergaderd (Vergaderd)

Werkwoordsvormen

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Nederlands Nederlands
(ik) vergader (ik) vergader
(jij) vergadert/vergader jij (jij) vergadert/vergader jij
(hij/zij/het) vergadert (hij/zij/het) vergadert
(wij) vergaderen (wij) vergaderen
(jullie) vergaderen (jullie) vergaderen
(zij) vergaderen (zij) vergaderen

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Nederlands Nederlands
(ik) vergaderde (ik) vergaderde
(jij) vergaderde (jij) vergaderde
(hij/zij/het) vergaderde (hij/zij/het) vergaderde
(wij) vergaderden (wij) vergaderden
(jullie) vergaderden (jullie) vergaderden
(zij) vergaderden (zij) vergaderden

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Nederlands Nederlands
(ik) heb vergaderd (ik) heb vergaderd
(jij) hebt vergaderd / hebt vergaderd (jij) hebt vergaderd / hebt vergaderd
(hij/zij/het) heeft vergaderd (hij/zij/het) heeft vergaderd
(wij) hebben vergaderd (wij) hebben vergaderd
(jullie) hebben vergaderd (jullie) hebben vergaderd
(zij) hebben vergaderd (zij) hebben vergaderd

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Nederlands Nederlands
(ik) had vergaderd (ik) had vergaderd
(jij) had vergaderd (jij) had vergaderd
(hij/zij/het) had vergaderd (hij/zij/het) had vergaderd
(wij) hadden vergaderd (wij) hadden vergaderd
(jullie) hadden vergaderd (jullie) hadden vergaderd
(zij) hadden vergaderd (zij) hadden vergaderd

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Nederlands Nederlands
(ik) zal vergaderen (ik) zal vergaderen
(jij) zult vergaderen / zal vergaderen (jij) zult vergaderen / zal vergaderen
(hij/zij/het) zal vergaderen (hij/zij/het) zal vergaderen
(wij) zullen vergaderen (wij) zullen vergaderen
(jullie) zullen vergaderen (jullie) zullen vergaderen
(zij) zullen vergaderen (zij) zullen vergaderen

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Nederlands Nederlands
(ik) zal hebben vergaderd (ik) zal hebben vergaderd
(jij) zal hebben vergaderd / zul hebben vergaderd (jij) zal hebben vergaderd / zul hebben vergaderd
(hij/zij/het) zal hebben vergaderd (hij/zij/het) zal hebben vergaderd
(wij) zullen hebben vergaderd (wij) zullen hebben vergaderd
(jullie) zullen hebben vergaderd (jullie) zullen hebben vergaderd
(zij) zullen hebben vergaderd (zij) zullen hebben vergaderd
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Nederlands Nederlands
ik zou vergaderen ik zou vergaderen
jij zou vergaderen / zou jij vergaderen? jij zou vergaderen / zou jij vergaderen?
hij/zij/het zou vergaderen hij/zij/het zou vergaderen
wij zouden vergaderen wij zouden vergaderen
jullie zouden vergaderen jullie zouden vergaderen
zij zouden vergaderen zij zouden vergaderen

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Nederlands Nederlands
ik zou vergaderd hebben ik zou vergaderd hebben
jij zou vergaderd hebben / zou jij vergaderd hebben jij zou vergaderd hebben / zou jij vergaderd hebben
(hij/zij/het) hij zou vergaderd hebben / zij zou vergaderd hebben / het zou vergaderd hebben (hij/zij/het) hij zou vergaderd hebben / zij zou vergaderd hebben / het zou vergaderd hebben
wij zouden vergaderd hebben wij zouden vergaderd hebben
jullie zouden vergaderd hebben jullie zouden vergaderd hebben
zij zouden vergaderd hebben zij zouden vergaderd hebben
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Nederlands Nederlands
Vergader! Vergader!