10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Vliegen (vliegen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van vliegen (vliegen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Vliegen (vliegen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 6: De stad en het dorp (De stad en het dorp)

Les 42: Transport (Transport)

Infinitief Voltooid deelwoord
Vliegen (Vliegen) Gevlogen (Gevlogen)

Werkwoordsvormen

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Nederlands Nederlands
ik vlieg ik vlieg
jij vliegt jij vliegt
hij/zij/het vliegt hij/zij/het vliegt
wij vliegen wij vliegen
jullie vliegen jullie vliegen
zij vliegen zij vliegen

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Nederlands Nederlands
ik vloog ik vloog
jij vloog jij vloog
hij/zij/het vloog hij/zij/het vloog
wij vlogen wij vlogen
jullie vlogen jullie vlogen
zij vlogen zij vlogen

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Nederlands Nederlands
ik heb gevlogen ik heb gevlogen
jij hebt/heb gevlogen jij hebt/heb gevlogen
hij/zij/het heeft gevlogen hij/zij/het heeft gevlogen
wij hebben gevlogen wij hebben gevlogen
jullie hebben gevlogen jullie hebben gevlogen
zij hebben gevlogen zij hebben gevlogen

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Nederlands Nederlands
ik heb gevlogen ik heb gevlogen
jij hebt gevlogen jij hebt gevlogen
hij/zij/het heeft gevlogen hij/zij/het heeft gevlogen
wij hebben gevlogen wij hebben gevlogen
jullie hebben gevlogen jullie hebben gevlogen
zij hebben gevlogen zij hebben gevlogen

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Nederlands Nederlands
ik zal gevlogen zijn ik zal gevlogen zijn
jij zult/zal gevlogen zijn jij zult/zal gevlogen zijn
hij/zij/het zal gevlogen zijn hij/zij/het zal gevlogen zijn
wij zullen gevlogen zijn wij zullen gevlogen zijn
jullie zullen gevlogen zijn jullie zullen gevlogen zijn
zij zullen gevlogen zijn zij zullen gevlogen zijn

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Nederlands Nederlands
ik zal gevlogen hebben ik zal gevlogen hebben
jij zult/zal gevlogen hebben jij zult/zal gevlogen hebben
hij/zij/het zal gevlogen hebben hij/zij/het zal gevlogen hebben
wij zullen gevlogen hebben wij zullen gevlogen hebben
jullie zullen gevlogen hebben jullie zullen gevlogen hebben
zij zullen gevlogen hebben zij zullen gevlogen hebben
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Nederlands Nederlands
ik zou vliegen ik zou vliegen
jij zou vliegen jij zou vliegen
hij/zij/het zou vliegen hij/zij/het zou vliegen
wij zouden vliegen wij zouden vliegen
jullie zouden vliegen jullie zouden vliegen
zij zouden vliegen zij zouden vliegen

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Nederlands Nederlands
ik zou gevlogen hebben ik zou gevlogen hebben
jij zou gevlogen hebben jij zou gevlogen hebben
hij/zij/het zou gevlogen hebben hij/zij/het zou gevlogen hebben
wij zouden gevlogen hebben wij zouden gevlogen hebben
jullie zouden gevlogen hebben jullie zouden gevlogen hebben
zij zouden gevlogen hebben zij zouden gevlogen hebben
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Nederlands Nederlands
Vlieg! Vlieg!