Voeden (voeden) - Onvoltooid toekomende tijd (OTTk), aantonende wijs (Onvoltooid toekomende tijd , aantonende wijs) Delen Gekopieerd!

Voeden - Vervoeging van voeden in het Nederlands: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de voltooid toekomende tijd, aanvoegende wijs (Onvoltooid toekomende tijd (OTTk), aantonende wijs).
Onvoltooid toekomende tijd (OTTk), aantonende wijs (Onvoltooid toekomende tijd , aantonende wijs)
Alle vervoegingen en tijden: Voeden (voeden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Lesprogramma: Nederlandse les - Bezoek het platteland (Bezoek het platteland)
Verbuiging van voeden in de onvoltooid toekomende tijd (OTTk)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
(ik) zal gevoed hebben | (ik) zal gevoed hebben |
(jij) zal/zult gevoed hebben | (jij) zal/zult gevoed hebben |
(hij/zij/het) zal gevoed hebben | (hij/zij/het) zal gevoed hebben |
(wij) zullen gevoed hebben | (wij) zullen gevoed hebben |
(jullie) zullen gevoed hebben | (jullie) zullen gevoed hebben |
(zij) zullen gevoed hebben | (zij) zullen gevoed hebben |
Voorbeeldzinnen
Nederlands | Nederlands |
---|---|
Ik zal de kippen op de boerderij gevoed hebben. | Ik zal de kippen op de boerderij gevoed hebben. |
Jij zult de koeien in de wei gevoed hebben. | Jij zult de koeien in de wei gevoed hebben. |
De boer zal de schapen gevoed hebben vandaag. | De boer zal de schapen gevoed hebben vandaag. |
Wij zullen het paard bij de molen gevoed hebben. | Wij zullen het paard bij de molen gevoed hebben. |
Jullie zullen het varken en de geit gevoed hebben. | Jullie zullen het varken en de geit gevoed hebben. |
Zij zullen de dieren op het platteland gevoed hebben. | Zij zullen de dieren op het platteland gevoed hebben. |
Oefening: Werkwoordsvervoeging
Instructie: Kies de juiste vorm.
hebben, zult, zullen, zal, gevoed
1.
Zij ... de dieren op het platteland ... ....
(Zij zullen de dieren op het platteland gevoed hebben.)
2.
Jij ... de koeien in de wei ... ....
(Jij zult de koeien in de wei gevoed hebben.)
3.
De boer ... de schapen ... ... vandaag.
(De boer zal de schapen gevoed hebben vandaag.)
4.
Wij ... het paard bij de molen ... ....
(Wij zullen het paard bij de molen gevoed hebben.)
5.
Jullie ... het varken en de geit ... ....
(Jullie zullen het varken en de geit gevoed hebben.)
6.
Ik ... de kippen op de boerderij ... ....
(Ik zal de kippen op de boerderij gevoed hebben.)