Wachten (wachten) - Voltooid verleden tijd (VVT), aantonende wijs (Voltooid verleden tijd , aantonende wijs) Delen Gekopieerd!

Wachten - Vervoeging van Wachten in het Nederlands: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de voltooid verleden tijd, aantonende wijs (Voltooid verleden tijd (VVT), aantonende wijs).
Voltooid verleden tijd (VVT), aantonende wijs (Voltooid verleden tijd , aantonende wijs)
Alle vervoegingen en tijden: Wachten (wachten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Lesprogramma: Nederlandse les - Dagelijkse diensten (Dagelijkse diensten)
Voltooid verleden tijd van het werkwoord wachten
Nederlands | Nederlands |
---|---|
ik heb gewacht | ik heb gewacht |
jij hebt gewacht / heb jij gewacht | jij hebt gewacht / heb jij gewacht |
(hij/zij/het) hij heeft gewacht | (hij/zij/het) hij heeft gewacht |
wij hebben gewacht | wij hebben gewacht |
jullie hebben gewacht | jullie hebben gewacht |
zij hebben gewacht | zij hebben gewacht |
Voorbeeldzinnen
Nederlands | Nederlands |
---|---|
Ik heb in de bibliotheek gewacht tot de apotheek open was. | Ik heb in de bibliotheek gewacht tot de apotheek open was. |
Jij hebt bij het postkantoor gewacht op de openingstijd. | Jij hebt bij het postkantoor gewacht op de openingstijd. |
Hij heeft in het ziekenhuis lang gewacht op de spoed. | Hij heeft in het ziekenhuis lang gewacht op de spoed. |
Wij hebben bij de bakker gewacht voor het brood klaar was. | Wij hebben bij de bakker gewacht voor het brood klaar was. |
Jullie hebben in de school gewacht tot de les begon. | Jullie hebben in de school gewacht tot de les begon. |
Zij hebben bij de sportschool lang gewacht op de trainer. | Zij hebben bij de sportschool lang gewacht op de trainer. |
Oefening: Werkwoordsvervoeging
Instructie: Kies de juiste vorm.
jij, <strong>heb, hij, wij, zij, jullie, ik, hebben, heeft, gewacht, heb
1.
... ... in de bibliotheek ... tot de apotheek open was.
(Ik heb in de bibliotheek gewacht tot de apotheek open was.)
2.
... ... bij de bakker ... voor het brood klaar was.
(Wij hebben bij de bakker gewacht voor het brood klaar was.)
3.
... ...t bij het postkantoor ... op de openingstijd.
(Jij hebt bij het postkantoor gewacht op de openingstijd.)
4.
... ... in de school ... tot de les begon.
(Jullie hebben in de school gewacht tot de les begon.)
5.
... ... in het ziekenhuis lang ... op de spoed.
(Hij heeft in het ziekenhuis lang gewacht op de spoed.)
6.
... ... bij de sportschool lang ... op de trainer.
(Zij hebben bij de sportschool lang gewacht op de trainer.)