Zakken (zakken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van zakken (zakken) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Zakken (zakken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A2

Module 2: Maatschappij en overheid (Maatschappij en overheid)

Les 14: Universitaire opleiding (Universitaire opleiding)

Infinitief Voltooid deelwoord
Zakken (Zakken) Gezakt (Gezakt)

Werkwoordsvormen

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Nederlands Nederlands
(ik) zak (ik) zak
(jij) zakt / zak (jij) zakt / zak
(hij/zij/het) zakt (hij/zij/het) zakt
(wij) zakken (wij) zakken
(jullie) zakken (jullie) zakken
(zij) zakken (zij) zakken

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Nederlands Nederlands
(ik) zakte (ik) zakte
(jij) zakte/zakte (jij) zakte/zakte
(hij/zij/het) zakte (hij/zij/het) zakte
(wij) zakten (wij) zakten
(jullie) zakten (jullie) zakten
(zij) zakten (zij) zakten

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Nederlands Nederlands
(ik) ben gezakt (ik) ben gezakt
(jij) bent gezakt / bent gezakt? (jij) bent gezakt / bent gezakt?
(hij/zij/het) is gezakt (hij/zij/het) is gezakt
(wij) zijn gezakt (wij) zijn gezakt
(jullie) zijn gezakt (jullie) zijn gezakt
(zij) zijn gezakt (zij) zijn gezakt

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Nederlands Nederlands
(ik) was gezakt / ben gezakt (ik) was gezakt / ben gezakt
(jij) was gezakt / bent gezakt (jij) was gezakt / bent gezakt
(hij/zij/het) was gezakt / is gezakt (hij/zij/het) was gezakt / is gezakt
(wij) waren gezakt / zijn gezakt (wij) waren gezakt / zijn gezakt
(jullie) waren gezakt / zijn gezakt (jullie) waren gezakt / zijn gezakt
(zij) waren gezakt / zijn gezakt (zij) waren gezakt / zijn gezakt

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Nederlands Nederlands
(ik) zal zakken/zal niet zakken (ik) zal zakken/zal niet zakken
(jij) zult zakken/zult niet zakken (jij) zult zakken/zult niet zakken
(hij/zij/het) zal zakken/zal niet zakken (hij/zij/het) zal zakken/zal niet zakken
(wij) zullen zakken/zullen niet zakken (wij) zullen zakken/zullen niet zakken
(jullie) zullen zakken/zullen niet zakken (jullie) zullen zakken/zullen niet zakken
(zij) zullen zakken/zullen niet zakken (zij) zullen zakken/zullen niet zakken

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Nederlands Nederlands
(ik) zal/zou/zullen/zult/zal zijn gezakt (ik) zal/zou/zullen/zult/zal zijn gezakt
(jij) zal/zou/zult/zullen zijn gezakt (jij) zal/zou/zult/zullen zijn gezakt
(hij/zij/het) zal/zou/zullen/zult zijn gezakt (hij/zij/het) zal/zou/zullen/zult zijn gezakt
(wij) zal/zou/zullen zijn gezakt (wij) zal/zou/zullen zijn gezakt
(jullie) zal/zou/zullen zijn gezakt (jullie) zal/zou/zullen zijn gezakt
(zij) zal/zou/zullen zijn gezakt (zij) zal/zou/zullen zijn gezakt
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Nederlands Nederlands
ik zou zakken ik zou zakken
jij zou zakken jij zou zakken
hij/zij/het zou zakken hij/zij/het zou zakken
wij zouden zakken wij zouden zakken
jullie zouden zakken jullie zouden zakken
zij zouden zakken zij zouden zakken

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Nederlands Nederlands
ik zou gezakt zijn ik zou gezakt zijn
jij zou gezakt zijn jij zou gezakt zijn
hij/zij/het zou gezakt zijn hij/zij/het zou gezakt zijn
wij zouden gezakt zijn wij zouden gezakt zijn
jullie zouden gezakt zijn jullie zouden gezakt zijn
zij zouden gezakt zijn zij zouden gezakt zijn
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Nederlands Nederlands
Zak! Zak!