Zich aankleden (zich aankleden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Delen
Gekopieerd!
Vervoeging van zich aankleden (zich aankleden) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.
Infinitief |
Voltooid deelwoord |
Zich aankleden (Zich aankleden) |
Zich aangekleed (Zich aangekleed) |
Werkwoordsvormen
Aantonende wijs |
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik kleed mij aan |
ik kleed mij aan |
jij kleedt je aan |
jij kleedt je aan |
hij/zij/het kleedt zich aan |
hij/zij/het kleedt zich aan |
wij kleden ons aan |
wij kleden ons aan |
jullie kleden je/jullie aan |
jullie kleden je/jullie aan |
zij kleden zich aan |
zij kleden zich aan |
|
Onvoltooid verleden tijd (OVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik kleedde me aan |
ik kleedde me aan |
jij kleedde je aan |
jij kleedde je aan |
hij/zij/het kleedde zich aan |
hij/zij/het kleedde zich aan |
wij kleedden ons aan |
wij kleedden ons aan |
jullie kleedden je aan |
jullie kleedden je aan |
zij kleedden zich aan |
zij kleedden zich aan |
|
Voltooid tegenwoordige tijd (VTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik heb me aangekleed |
ik heb me aangekleed |
jij hebt/heeft je aangekleed |
jij hebt/heeft je aangekleed |
hij/zij/het heeft zich aangekleed |
hij/zij/het heeft zich aangekleed |
wij hebben ons aangekleed |
wij hebben ons aangekleed |
jullie hebben je aangekleed |
jullie hebben je aangekleed |
zij hebben zich aangekleed |
zij hebben zich aangekleed |
|
Voltooid verleden tijd (VVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik heb me aangekleed |
ik heb me aangekleed |
jij hebt/heeft je aangekleed |
jij hebt/heeft je aangekleed |
hij/zij/het heeft zich aangekleed |
hij/zij/het heeft zich aangekleed |
wij hebben ons aangekleed |
wij hebben ons aangekleed |
jullie hebben je aangekleed |
jullie hebben je aangekleed |
zij hebben zich aangekleed |
zij hebben zich aangekleed |
|
Onvoltooid toekomende tijd (OTTk)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik zal me aankleden |
ik zal me aankleden |
jij zult je aankleden/zal je aankleden |
jij zult je aankleden/zal je aankleden |
hij/zij/het zal zich aankleden |
hij/zij/het zal zich aankleden |
wij zullen ons aankleden |
wij zullen ons aankleden |
jullie zullen je aankleden |
jullie zullen je aankleden |
zij zullen zich aankleden |
zij zullen zich aankleden |
|
Voltooid toekomende tijd (VTTk)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik zal me hebben aangekleed |
ik zal me hebben aangekleed |
jij zal je hebben aangekleed/zult je hebben aangekleed |
jij zal je hebben aangekleed/zult je hebben aangekleed |
hij/zij/het zal zich hebben aangekleed |
hij/zij/het zal zich hebben aangekleed |
wij zullen ons hebben aangekleed |
wij zullen ons hebben aangekleed |
jullie zullen je hebben aangekleed |
jullie zullen je hebben aangekleed |
zij zullen zich hebben aangekleed |
zij zullen zich hebben aangekleed |
|
Conditionele wijs |
Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik zou me aankleden |
ik zou me aankleden |
jij zou je aankleden |
jij zou je aankleden |
hij/zij/het zou zich aankleden |
hij/zij/het zou zich aankleden |
wij zouden ons aankleden |
wij zouden ons aankleden |
jullie zouden je aankleden |
jullie zouden je aankleden |
zij zouden zich aankleden |
zij zouden zich aankleden |
|
Conditionele Verleden Tijd (CVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik zou mij hebben aangekleed |
ik zou mij hebben aangekleed |
jij zou je hebben aangekleed/zou jij je hebben aangekleed |
jij zou je hebben aangekleed/zou jij je hebben aangekleed |
hij/zij/het zou zich hebben aangekleed |
hij/zij/het zou zich hebben aangekleed |
wij zouden ons hebben aangekleed |
wij zouden ons hebben aangekleed |
jullie zouden je hebben aangekleed |
jullie zouden je hebben aangekleed |
zij zouden zich hebben aangekleed |
zij zouden zich hebben aangekleed |
|
Imperatief (gebiedende wijs) |
Gebiedende wijs
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
Kleed me aan! |
Kleed me aan! |
|