Zich scheren (zich scheren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van zich scheren (zich scheren) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Zich scheren (zich scheren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 3: Dag tot dag (Dag tot dag)

Les 16: Dagelijkse routines (Dagelijkse routines)

Infinitief Voltooid deelwoord
Zich scheren (Zich scheren) Zich geschoren (Zich geschoren)

Werkwoordsvormen

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Nederlands Nederlands
(ik) scheer me (ik) scheer me
(jij) scheert je / scheer jij je (jij) scheert je / scheer jij je
(hij/zij/het) scheert zich (hij/zij/het) scheert zich
(wij) scheren ons (wij) scheren ons
(jullie) scheren je / scheren jullie je (jullie) scheren je / scheren jullie je
(zij) scheren zich (zij) scheren zich

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Nederlands Nederlands
(ik) scheerde mij (ik) scheerde mij
(jij) scheerde je / scheerde jij (jij) scheerde je / scheerde jij
(hij/zij/het) scheerde zich (hij/zij/het) scheerde zich
(wij) scheerden ons (wij) scheerden ons
(jullie) scheerden je / scheerden jullie (jullie) scheerden je / scheerden jullie
(zij) scheerden zich (zij) scheerden zich

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Nederlands Nederlands
(ik) heb me geschoren (ik) heb me geschoren
(jij) hebt je geschoren (jij) hebt je geschoren
(hij/zij/het) heeft zich geschoren (hij/zij/het) heeft zich geschoren
(wij) hebben ons geschoren (wij) hebben ons geschoren
(jullie) hebben je geschoren (jullie) hebben je geschoren
(zij) hebben zich geschoren (zij) hebben zich geschoren

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Nederlands Nederlands
(ik) heb me geschoren (ik) heb me geschoren
(jij) hebt je geschoren (jij) hebt je geschoren
(hij/zij/het) heeft zich geschoren (hij/zij/het) heeft zich geschoren
(wij) hebben ons geschoren (wij) hebben ons geschoren
(jullie) hebben je geschoren (jullie) hebben je geschoren
(zij) hebben zich geschoren (zij) hebben zich geschoren

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Nederlands Nederlands
ik zal me geschoren hebben ik zal me geschoren hebben
jij zult je geschoren hebben jij zult je geschoren hebben
hij/zij/het zal zich geschoren hebben hij/zij/het zal zich geschoren hebben
wij zullen ons geschoren hebben wij zullen ons geschoren hebben
jullie zullen je geschoren hebben jullie zullen je geschoren hebben
zij zullen zich geschoren hebben zij zullen zich geschoren hebben

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Nederlands Nederlands
(ik) zal/zou me geschoren hebben (ik) zal/zou me geschoren hebben
(jij) zult/zal/zoudt/zou je geschoren hebben (jij) zult/zal/zoudt/zou je geschoren hebben
(hij/zij/het) zal/zou zich geschoren hebben (hij/zij/het) zal/zou zich geschoren hebben
(wij) zullen/zouden ons geschoren hebben (wij) zullen/zouden ons geschoren hebben
(jullie) zullen/zouden je geschoren hebben (jullie) zullen/zouden je geschoren hebben
(zij) zullen/zouden zich geschoren hebben (zij) zullen/zouden zich geschoren hebben
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Nederlands Nederlands
(ik) zou me scheren (ik) zou me scheren
(jij) zou je scheren (jij) zou je scheren
(hij/zij/het) zou zich scheren (hij/zij/het) zou zich scheren
(wij) zouden ons scheren (wij) zouden ons scheren
(jullie) zouden je scheren (jullie) zouden je scheren
(zij) zouden zich scheren (zij) zouden zich scheren

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Nederlands Nederlands
(ik) zou me geschoren hebben (ik) zou me geschoren hebben
(jij) zou je geschoren hebben (jij) zou je geschoren hebben
(hij/zij/het) zou zich geschoren hebben (hij/zij/het) zou zich geschoren hebben
(wij) zouden ons geschoren hebben (wij) zouden ons geschoren hebben
(jullie) zouden je geschoren hebben (jullie) zouden je geschoren hebben
(zij) zouden zich geschoren hebben (zij) zouden zich geschoren hebben
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Nederlands Nederlands
Scheer! Scheer!