Zich voelen (zich voelen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van zich voelen (zich voelen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Zich voelen (zich voelen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 4: Objecten en mensen beschrijven (Objecten en mensen beschrijven)

Les 25: Emoties en gevoelens (Emoties en gevoelens)

Infinitief Voltooid deelwoord
Zich voelen (Zich voelen) Zich gevoeld (Zich gevoeld)

Werkwoordsvormen

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Nederlands Nederlands
(ik) voel me (ik) voel me
(jij) voelt je / voel je (jij) voelt je / voel je
(hij/zij/het) voelt zich (hij/zij/het) voelt zich
(wij) voelen ons (wij) voelen ons
(jullie) voelen je / voelen jullie (jullie) voelen je / voelen jullie
(zij) voelen zich (zij) voelen zich

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Nederlands Nederlands
(ik) voelde me (ik) voelde me
(jij) voelde je/voelde jij je (jij) voelde je/voelde jij je
(hij/zij/het) voelde zich (hij/zij/het) voelde zich
(wij) voelden ons (wij) voelden ons
(jullie) voelden je/voelden jullie je (jullie) voelden je/voelden jullie je
(zij) voelden zich (zij) voelden zich

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Nederlands Nederlands
(ik) heb me gevoeld (ik) heb me gevoeld
(jij) hebt/heb je gevoeld (jij) hebt/heb je gevoeld
(hij/zij/het) heeft zich gevoeld (hij/zij/het) heeft zich gevoeld
(wij) hebben ons gevoeld (wij) hebben ons gevoeld
(jullie) hebben je gevoeld (jullie) hebben je gevoeld
(zij) hebben zich gevoeld (zij) hebben zich gevoeld

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Nederlands Nederlands
(ik) heb me gevoeld (ik) heb me gevoeld
(jij) hebt/heb je gevoeld (jij) hebt/heb je gevoeld
(hij/zij/het) heeft zich gevoeld (hij/zij/het) heeft zich gevoeld
(wij) hebben ons gevoeld (wij) hebben ons gevoeld
(jullie) hebben jullie gevoeld (jullie) hebben jullie gevoeld
(zij) hebben zich gevoeld (zij) hebben zich gevoeld

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Nederlands Nederlands
(ik) zal me voelen (ik) zal me voelen
(jij) zal je voelen (jij) zal je voelen
(hij/zij/het) zal zich voelen (hij/zij/het) zal zich voelen
(wij) zullen ons voelen (wij) zullen ons voelen
(jullie) zullen je voelen (jullie) zullen je voelen
(zij) zullen zich voelen (zij) zullen zich voelen

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Nederlands Nederlands
(ik) zal/zou me gevoeld hebben (ik) zal/zou me gevoeld hebben
(jij) zult/zou je gevoeld hebben (jij) zult/zou je gevoeld hebben
(hij/zij/het) zal/zou zich gevoeld hebben (hij/zij/het) zal/zou zich gevoeld hebben
(wij) zullen/zouden ons gevoeld hebben (wij) zullen/zouden ons gevoeld hebben
(jullie) zullen/zouden je gevoeld hebben (jullie) zullen/zouden je gevoeld hebben
(zij) zullen/zouden zich gevoeld hebben (zij) zullen/zouden zich gevoeld hebben
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Nederlands Nederlands
(ik) zou me voelen (ik) zou me voelen
(jij) zou je voelen (jij) zou je voelen
(hij/zij/het) zou zich voelen (hij/zij/het) zou zich voelen
(wij) zouden ons voelen (wij) zouden ons voelen
(jullie) zouden je voelen (jullie) zouden je voelen
(zij) zouden zich voelen (zij) zouden zich voelen

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Nederlands Nederlands
(ik) zou me gevoeld hebben (ik) zou me gevoeld hebben
(jij) zou je gevoeld hebben (jij) zou je gevoeld hebben
(hij/zij/het) zou zich gevoeld hebben (hij/zij/het) zou zich gevoeld hebben
(wij) zouden ons gevoeld hebben (wij) zouden ons gevoeld hebben
(jullie) zouden je gevoeld hebben (jullie) zouden je gevoeld hebben
(zij) zouden zich gevoeld hebben (zij) zouden zich gevoeld hebben
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Nederlands Nederlands
Voel! Voel!