Zwemmen (zwemmen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Delen
Gekopieerd!
Vervoeging van zwemmen (zwemmen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.
Infinitief |
Voltooid deelwoord |
Zwemmen (Zwemmen) |
Gezwommen (Gezwommen) |
Werkwoordsvormen
Aantonende wijs |
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik zwem |
ik zwem |
jij zwemt |
jij zwemt |
hij/zij/het zwemt |
hij/zij/het zwemt |
wij zwemmen |
wij zwemmen |
jullie zwemmen |
jullie zwemmen |
zij zwemmen |
zij zwemmen |
|
Onvoltooid verleden tijd (OVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik zwom |
ik zwom |
jij zwom |
jij zwom |
hij/zij/het zwom |
hij/zij/het zwom |
wij zwommen |
wij zwommen |
jullie zwommen |
jullie zwommen |
zij zwommen |
zij zwommen |
|
Voltooid tegenwoordige tijd (VTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik heb gezwommen |
ik heb gezwommen |
jij hebt/heb gezwommen |
jij hebt/heb gezwommen |
hij/zij/het heeft gezwommen |
hij/zij/het heeft gezwommen |
wij hebben gezwommen |
wij hebben gezwommen |
jullie hebben gezwommen |
jullie hebben gezwommen |
zij hebben gezwommen |
zij hebben gezwommen |
|
Voltooid verleden tijd (VVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik heb gezwommen |
ik heb gezwommen |
jij hebt gezwommen |
jij hebt gezwommen |
hij/zij/het heeft gezwommen |
hij/zij/het heeft gezwommen |
wij hebben gezwommen |
wij hebben gezwommen |
jullie hebben gezwommen |
jullie hebben gezwommen |
zij hebben gezwommen |
zij hebben gezwommen |
|
Onvoltooid toekomende tijd (OTTk)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik zal zwemmen |
ik zal zwemmen |
jij zult/zal zwemmen |
jij zult/zal zwemmen |
hij/zij/het zal zwemmen |
hij/zij/het zal zwemmen |
wij zullen zwemmen |
wij zullen zwemmen |
jullie zullen zwemmen |
jullie zullen zwemmen |
zij zullen zwemmen |
zij zullen zwemmen |
|
Voltooid toekomende tijd (VTTk)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik zal gezwommen hebben |
ik zal gezwommen hebben |
jij zal gezwommen hebben |
jij zal gezwommen hebben |
hij/zij/het zal gezwommen hebben |
hij/zij/het zal gezwommen hebben |
wij zullen gezwommen hebben |
wij zullen gezwommen hebben |
jullie zullen gezwommen hebben |
jullie zullen gezwommen hebben |
zij zullen gezwommen hebben |
zij zullen gezwommen hebben |
|
Conditionele wijs |
Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik zou zwemmen |
ik zou zwemmen |
jij zou zwemmen |
jij zou zwemmen |
hij/zij/het zou zwemmen |
hij/zij/het zou zwemmen |
wij zouden zwemmen |
wij zouden zwemmen |
jullie zouden zwemmen |
jullie zouden zwemmen |
zij zouden zwemmen |
zij zouden zwemmen |
|
Conditionele Verleden Tijd (CVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik zou gezwommen hebben |
ik zou gezwommen hebben |
jij zou gezwommen hebben |
jij zou gezwommen hebben |
hij/zij/het zou gezwommen hebben |
hij/zij/het zou gezwommen hebben |
wij zouden gezwommen hebben |
wij zouden gezwommen hebben |
jullie zouden gezwommen hebben |
jullie zouden gezwommen hebben |
zij zouden gezwommen hebben |
zij zouden gezwommen hebben |
|
Imperatief (gebiedende wijs) |
Gebiedende wijs
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
Zwem! |
Zwem! |
|