Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

  1. Bijvoeglijke naamwoorden staan vaak vóór het zelfstandige naamwoord.
  2. Het bijvoeglijk naamwoord krijgt meestal een -e.
Woordeinde (Woordeinde)  Voorbeeld (Voorbeeld)
+eEnkelvoud (Enkelvoud)de
het
de grote hond (de grote hond)
het dikke boek (het dikke boek)
Meervoud (Meervoud)dede mooie huizen (de mooie huizen)
Met 'een'de-woordeneen grote hond (een grote hond)
 deze, dit, die, dat + bijvoeglijk naamwoorddeze grote auto (deze grote auto)
dit schattige kind (dit schattige kind)
dat leuke boek (dat leuke boek)
 bezittelijk voornaamwoord + bijvoeglijk naamwoordmijn nieuwe auto (mijn nieuwe auto)
jouw oude huis (jouw oude huis)
onze mooie auto (onze mooie auto)
-Met 'een'het-woordeneen dik boek (een dik boek)
 Zijn + wordenHij wordt groot. (Hij wordt groot.)
Ik ben erg ziek. (Ik ben erg ziek.)
 Een zelfstandig bijvoeglijk naamwoord na "wat"Wat lief van je! (Wat lief van je!)
Wat goed! (Wat goed!)

Oefening 1: Bijvoeglijk naamwoord met of zonder -e

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

duurzaam, grote, elektrische, aardig, lange, mooi, gevaarlijke, favoriete

1. Gevaarlijk:
Die ... fietser had bijna een ongeval veroorzaakt.
(Die gevaarlijke fietser had bijna een ongeval veroorzaakt.)
2. Favoriet:
Onze ... treinrit is door de bergen.
(Onze favoriete treinrit is door de bergen.)
3. Mooi:
Dat is een ... voorbeeld van duurzaam vervoer.
(Dat is een mooi voorbeeld van duurzaam vervoer.)
4. Elektrisch:
Mijn ... auto rijdt heel stil.
(Mijn elektrische auto rijdt heel stil.)
5. Groot:
We hebben dat ... huis gekocht in de stad.
(We hebben dat grote huis gekocht in de stad.)
6. Duurzaam:
Het is een ... idee om met de fiets te gaan.
(Het is een duurzaam idee om met de fiets te gaan.)
7. Aardig:
Wat ... van je om mee te fietsen!
(Wat aardig van je om mee te fietsen!)
8. Lang:
Die ... rit was echt vermoeiend.
(Die lange rit was echt vermoeiend.)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Choose the correct sentence with the correct use of the adjective with or without -e, suitable for the context of daily transport.

1.
Na 'een' moet het bijvoeglijk naamwoord bij een de-woord ook een -e krijgen: 'snelle', niet 'snel'.
Bij een de-woord moet het bijvoeglijk naamwoord een -e krijgen: 'snelle' in plaats van 'snel'.
2.
Zonder lidwoord moet het bijvoeglijk naamwoord bij een de-woord ook een -e krijgen, maar hier mist het lidwoord, waardoor de zin onvolledig klinkt.
Na 'een' bij een de-woord moet het bijvoeglijk naamwoord een -e krijgen: 'nieuwe', niet 'nieuw'.
3.
'Weg' is een de-woord; daarom is 'dit' (voor het-woorden) onjuist in deze context.
Na 'deze' moet het bijvoeglijk naamwoord een -e krijgen: 'brede'.
4.
'Boek' is een het-woord en gebruikt het lidwoord 'het', niet 'de'; bovendien krijgt het bijvoeglijk naamwoord bij 'de' een -e, maar hier is het lidwoord onjuist.
Bij het het-woord 'boek' met 'een' hoort het bijvoeglijk naamwoord zonder -e: 'dik', niet 'dikke'.