A2.26: (Duurzaam) vervoer

Duurzaam vervoer

Woordenschat (11)

 Kiezen (kiezen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Kiezen

Show

Kiezen Show

 Het openbaar vervoer: Het openbaar vervoer (Nederlands)

Het openbaar vervoer

Show

Het openbaar vervoer Show

 De fietser: De fietser (Nederlands)

De fietser

Show

De fietser Show

 Duurzaam: Duurzaam (Nederlands)

Duurzaam

Show

Duurzaam Show

 Het vervoer: Het vervoer (Nederlands)

Het vervoer

Show

Het vervoer Show

 De groene zone: De groene zone (Nederlands)

De groene zone

Show

De groene zone Show

 Favoriete: Favoriete (Nederlands)

Favoriete

Show

Favoriete Show

 De elektrische auto: De elektrische auto (Nederlands)

De elektrische auto

Show

De elektrische auto Show

 Met de trein reizen: Met de trein reizen (Nederlands)

Met de trein reizen

Show

Met de trein reizen Show

 De rit: De rit (Nederlands)

De rit

Show

De rit Show

 Het milieu: Het milieu (Nederlands)

Het milieu

Show

Het milieu Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gespreksoefening

Instructie:

  1. Hoe ben je naar je werk gekomen? (Hoe ben je naar je werk gekomen?)
  2. Heeft jouw stad veel fietspaden? (Heeft jouw stad veel fietspaden?)
  3. Gebruikte u vaak het openbaar vervoer? (Heb je vaak het openbaar vervoer gebruikt?)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Ik gebruik de fiets om naar mijn werk te gaan, maar om boodschappen te doen gebruik ik een auto.

Ik ga overal met de auto naartoe omdat het openbaar vervoer te lang duurt.

Ik neem de fiets omdat er veel fietspaden in mijn stad zijn.

Ik neem altijd de metro. Het is de snelste manier voor mij.

Ik vind elektrische auto's erg goed omdat ze duurzaam zijn.

Ik heb geen elektrische auto omdat ze erg duur zijn.

...

Oefening 2: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 3: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Ik kies altijd voor het duurzame vervoer naar mijn werk.
De elektrische auto helpt het milieu beter te worden dan vroeger.
De fietser heeft vaak een aardige glimlach in de ochtend.
In de groene zone is het rustig en schoon.

Oefening 4: Clusteren van woorden

Instructie: Slaap de woorden naar de juiste categorie: 'Vervoermiddelen' of 'Eigenschappen van vervoer', en groepeer ze op basis van hun betekenis.

Vervoermiddelen

Eigenschappen van vervoer

Oefening 5: Bijvoeglijk naamwoord met of zonder -e

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Bijvoeglijk naamwoord met of zonder -e

Toon vertaling Toon antwoorden

duurzaam, grote, elektrische, aardig, lange, mooi, gevaarlijke, favoriete

1. Gevaarlijk:
Die ... fietser had bijna een ongeval veroorzaakt.
(Die gevaarlijke fietser had bijna een ongeval veroorzaakt.)
2. Favoriet:
Onze ... treinrit is door de bergen.
(Onze favoriete treinrit is door de bergen.)
3. Mooi:
Dat is een ... voorbeeld van duurzaam vervoer.
(Dat is een mooi voorbeeld van duurzaam vervoer.)
4. Elektrisch:
Mijn ... auto rijdt heel stil.
(Mijn elektrische auto rijdt heel stil.)
5. Groot:
We hebben dat ... huis gekocht in de stad.
(We hebben dat grote huis gekocht in de stad.)
6. Duurzaam:
Het is een ... idee om met de fiets te gaan.
(Het is een duurzaam idee om met de fiets te gaan.)
7. Aardig:
Wat ... van je om mee te fietsen!
(Wat aardig van je om mee te fietsen!)
8. Lang:
Die ... rit was echt vermoeiend.
(Die lange rit was echt vermoeiend.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A2.26.1 Grammatica

Bijvoeglijk naamwoord met of zonder -e

Bijvoeglijk naamwoord met of zonder -e


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Rijden rijden

Onvoltooid verleden tijd (OVT)

Nederlands Nederlands
(ik) reed (ik) reed
(jij) reed/reedde (jij) reed/reedde
(hij/zij/het) reed (hij/zij/het) reed
(wij) reden (wij) reden
(jullie) reden (jullie) reden
(zij) reden (zij) reden

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Kiezen kiezen

Onvoltooid verleden tijd (OVT)

Nederlands Nederlands
(ik) koos (ik) koos
(jij) koos (jij) koos
(hij/zij/het) koos (hij/zij/het) koos
(wij) kozen (wij) kozen
(jullie) kozen (jullie) kozen
(zij) kozen (zij) kozen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏