Woordenschat (16) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Sleep de woorden naar de juiste categorie: woorden die verwijzen naar kledingstukken of accessoires, en woorden die te maken hebben met stijlen en mode.
Kledingstukken en accessoires
Stijlen en mode
Oefening 4: Sterke werkwoorden: onvoltooid verleden tijd en voltooid deelwoord
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: Sterke werkwoorden: onvoltooid verleden tijd en voltooid deelwoord
Toon vertaling Toon antwoordengebleven, aangedaan, las, wist, kocht, droeg, Zag, zei
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
A2.27.1 Grammatica
Sterke werkwoorden: onvoltooid verleden tijd en voltooid deelwoord
Sterke werkwoorden: onvoltooid verleden tijd en voltooid deelwoord
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Passen passen Delen Gekopieerd!
Voltooid tegenwoordige tijd (VTT)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
(ik) heb gepast | (ik) heb gepast |
(jij) hebt gepast / hebt gepast | (jij) hebt gepast / hebt gepast |
(hij/zij/het) heeft gepast | (hij/zij/het) heeft gepast |
(wij) hebben gepast | (wij) hebben gepast |
(jullie) hebben gepast | (jullie) hebben gepast |
(zij) hebben gepast | (zij) hebben gepast |
Dragen dragen Delen Gekopieerd!
Onvoltooid verleden tijd (OVT)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
(ik) droeg | (ik) droeg |
(jij) droeg/droegde | (jij) droeg/droegde |
(hij/zij/het) droeg | (hij/zij/het) droeg |
(wij) droegen | (wij) droegen |
(jullie) droegen | (jullie) droegen |
(zij) droegen | (zij) droegen |
Aandoen aandoen Delen Gekopieerd!
Voltooid tegenwoordige tijd (VTT)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
ik heb aangedaan | ik heb aangedaan |
jij hebt aangedaan / heb jij aangedaan | jij hebt aangedaan / heb jij aangedaan |
hij/zij/het heeft aangedaan | hij/zij/het heeft aangedaan |
wij hebben aangedaan | wij hebben aangedaan |
jullie hebben aangedaan | jullie hebben aangedaan |
zij hebben aangedaan | zij hebben aangedaan |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.