Leer het correcte gebruik van 'er' en 'daar' in het Nederlands. 'Er' gebruik je om aanwezigheid aan te geven, zoals in 'Er is een stoel in de kamer.' 'Daar' duidt een specifieke locatie aan, bijvoorbeeld 'Daar staat de tafel.' Deze les legt verschil en voorbeelden uit, met handige zinnen voor dagelijks gebruik.
- 'Er' geeft de aanwezigheid van iets aan, zoals in 'Er is een stoel.'
- 'Daar' verwijst naar een specifieke locatie, zoals in 'Daar staat de tafel.'
- 'Er' wordt vaak gebruikt als plaatsvervanger in zinnen met een onbepaald onderwerp.
Er is + onbepaald lidwoord | Er is een stoel in de kamer. (Er is een stoel in de kamer.) |
Er zijn + meervoud | Er zijn 2 slaapkamers. (Er zijn 2 slaapkamers.) |
Daar + werkwoord + onderwerp | Daar ligt mijn jas. (Daar ligt mijn jas.) Daar woont mijn oma. (Daar woont mijn oma.) |
Oefening 1: Gebruik van 'er' en 'daar'
Instructie: Vul het juiste woord in.
Er, er, daar
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. ___ is een bed in de slaapkamer.
2. ___ staat de kast naast het raam.
3. ___ zijn drie stoelen aan de tafel.
4. ___ hangt een schilderij aan de muur.
5. ___ is geen lamp in deze kamer.
6. ___ woont mijn tante op de tweede verdieping.