Gebruik van 'er' en 'daar'

Het woord 'er' wordt gebruikt om de aanwezigheid van iets aan te geven, terwijl 'daar' een specifieke locatie aanduidt.

Grammatica: Gebruik van 'er' en 'daar'

A1 Nederlands onpersoonlijke vorm "er is"

Niveau: A1

Module 5: Thuis (Thuis)

Les 31: Ons huis (Ons huis)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

  1. 'Er' geeft de aanwezigheid van iets aan, zoals in 'Er is een stoel.'
  2. 'Daar' verwijst naar een specifieke locatie, zoals in 'Daar staat de tafel.'
  3. 'Er' wordt vaak gebruikt als plaatsvervanger in zinnen met een onbepaald onderwerp.
Er is + onbepaald lidwoordEr is een stoel in de kamer. (Er is een stoel in de kamer.)
Er zijn + meervoudEr zijn 2 slaapkamers. (Er zijn 2 slaapkamers.)
Daar + werkwoord + onderwerpDaar ligt mijn jas. (Daar ligt mijn jas.)
Daar woont mijn oma. (Daar woont mijn oma.)

Oefening 1: Gebruik van 'er' en 'daar'

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

Er, er, daar

1.
In de woonkamer staat een bank, maar ... is geen tafel.
(In de woonkamer staat een bank, maar er is geen tafel.)
2.
De trap leidt naar boven, ... is de slaapkamer.
(De trap leidt naar boven, daar is de slaapkamer.)
3.
Ze werkt ... vier dagen per week.
(Ze werkt er vier dagen per week.)
4.
Wij wonen ..., vlakbij het station.
(Wij wonen daar, vlakbij het station.)
5.
... is een mooie tuin achter het huis.
(Er is een mooie tuin achter het huis.)
6.
... zijn veel winkels in deze buurt.
(Er zijn veel winkels in deze buurt.)

Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

er


er

2

daar


daar

3

Er


Er