Woordenschat (14)

 Binnenkomen (binnenkomen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Jij komt binnen in de winkel.

Show

Jij komt binnen in de winkel. Show

Binnenkomen

Show

Binnenkomen Show

 De gang: De gang (Nederlands)

Wij komen binnen en zien de gang met een mooie vloer.

Show

Wij komen binnen en zien de gang met een mooie vloer. Show

De gang

Show

De gang Show

 De keuken: De keuken (Nederlands)

De keuken heeft een mooie vloer en ruime eetkamer.

Show

De keuken heeft een mooie vloer en ruime eetkamer. Show

De keuken

Show

De keuken Show

 De slaapkamer: De slaapkamer (Nederlands)

De slaapkamer is naast de badkamer op de bovenverdieping.

Show

De slaapkamer is naast de badkamer op de bovenverdieping. Show

De slaapkamer

Show

De slaapkamer Show

 De trap: De trap (Nederlands)

De trap is smal en leidt naar de slaapkamer.

Show

De trap is smal en leidt naar de slaapkamer. Show

De trap

Show

De trap Show

 De tuin: De tuin (Nederlands)

De tuin is naast de woonkamer.

Show

De tuin is naast de woonkamer. Show

De tuin

Show

De tuin Show

 De vloer: De vloer (Nederlands)

De woonkamer heeft een mooie houten vloer.

Show

De woonkamer heeft een mooie houten vloer. Show

De vloer

Show

De vloer Show

 De muur: De muur (Nederlands)

De muur van de woonkamer is wit en groot.

Show

De muur van de woonkamer is wit en groot. Show

De muur

Show

De muur Show

 De eetkamer: De eetkamer (Nederlands)

Zij komen de eetkamer binnen vanuit de gang.

Show

Zij komen de eetkamer binnen vanuit de gang. Show

De eetkamer

Show

De eetkamer Show

 Schoonmaken (schoonmaken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Zij maken de ramen schoon.

Show

Zij maken de ramen schoon. Show

Schoonmaken

Show

Schoonmaken Show

 De woonkamer: De woonkamer (Nederlands)

De woonkamer heeft een mooi uitzicht op de tuin.

Show

De woonkamer heeft een mooi uitzicht op de tuin. Show

De woonkamer

Show

De woonkamer Show

 De badkamer: De badkamer (Nederlands)

Jij maakt de badkamer schoon na het douchen.

Show

Jij maakt de badkamer schoon na het douchen. Show

De badkamer

Show

De badkamer Show

 De garage: De garage (Nederlands)

Binnen in de garage staat de blauwe auto geparkeerd.

Show

Binnen in de garage staat de blauwe auto geparkeerd. Show

De garage

Show

De garage Show

 Verhuizen (verhuizen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Jij verhuist naar de derde verdieping.

Show

Jij verhuist naar de derde verdieping. Show

Verhuizen

Show

Verhuizen Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gespreksoefening

Instructie:

  1. Noem de kamers van je huis of appartement. (Noem de kamers van je huis of appartement.)
  2. Beschrijf verschillende woningtypes. (Beschrijf verschillende woningtypes.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Dit huis heeft zes kamers.

Dit huis heeft zes kamers.

De woonkamer bevindt zich op de begane grond, naast de hal.

De woonkamer bevindt zich op de begane grond, naast de hal.

Er is een balkon op de eerste verdieping.

Er is een balkon op de eerste verdieping.

Mijn appartement heeft een keuken, een slaapkamer en een badkamer.

Mijn appartement heeft een keuken, een slaapkamer en een badkamer.

De slaapkamer heeft een balkon.

De slaapkamer heeft een balkon.

Ik ben op zoek naar een eenkamerappartement.

Ik ben op zoek naar een eenkamerappartement.

De huur voor de studio omvat alle maandelijkse kosten.

De huur voor de studio omvat alle maandelijkse kosten.

...

Oefening 2: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling
1.
huis zijn | ruim en | in dit | licht. | De woonkamers
De woonkamers in dit huis zijn ruim en licht.
(De woonkamers in dit huis zijn ruim en licht.)
2.
geparkeerd. | blauwe auto | staat de | Binnen in | de garage
Binnen in de garage staat de blauwe auto geparkeerd.
(Binnen in de garage staat de blauwe auto geparkeerd.)
3.
de | Zij | kamer. | in | binnen | komt
Zij komt binnen in de kamer.
(Zij komt binnen in de kamer.)
4.
naast | tuin | is | De | woonkamer. | de
De tuin is naast de woonkamer.
(De tuin is naast de woonkamer.)
5.
bovenverdieping. | op de | de badkamer | is naast | De slaapkamer
De slaapkamer is naast de badkamer op de bovenverdieping.
(De slaapkamer is naast de badkamer op de bovenverdieping.)
6.
op de | De woonkamer | tuin. | heeft een | mooi uitzicht
De woonkamer heeft een mooi uitzicht op de tuin.
(De woonkamer heeft een mooi uitzicht op de tuin.)
7.
groot. | van de | De muur | woonkamer is | wit en
De muur van de woonkamer is wit en groot.
(De muur van de woonkamer is wit en groot.)

Oefening 3: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

De garage


De garage

2

De tuin


De tuin

3

Binnenkomen


Binnenkomen

4

De eetkamer


De eetkamer

5

De woonkamer


De woonkamer

Oefening 4: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

verhuizen, verhuis, verhuist

1.
Zij ... morgen naar een grotere woning.
(Zij verhuizen morgen naar een grotere woning.)
2.
Jullie ... de meubels binnen.
(Jullie verhuizen de meubels binnen.)
3.
Wij ... naar een huis met een tuin.
(Wij verhuizen naar een huis met een tuin.)
4.
Hij ... de bank naar de woonkamer.
(Hij verhuist de bank naar de woonkamer.)
5.
Jij ... naar de derde verdieping.
(Jij verhuist naar de derde verdieping.)
6.
Ik ... naar een nieuwe woning.
(Ik verhuis naar een nieuwe woning.)

Oefening 5: Gebruik van 'er' en 'daar'

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Gebruik van 'er' en 'daar'

Toon vertaling Toon antwoorden

Er, er, daar

1.
In de woonkamer staat een bank, maar ... is geen tafel.
(In de woonkamer staat een bank, maar er is geen tafel.)
2.
De trap leidt naar boven, ... is de slaapkamer.
(De trap leidt naar boven, daar is de slaapkamer.)
3.
Ze werkt ... vier dagen per week.
(Ze werkt er vier dagen per week.)
4.
Wij wonen ..., vlakbij het station.
(Wij wonen daar, vlakbij het station.)
5.
... is een mooie tuin achter het huis.
(Er is een mooie tuin achter het huis.)
6.
... zijn veel winkels in deze buurt.
(Er zijn veel winkels in deze buurt.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Verhuizen verhuizen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Nederlands Nederlands
ik verhuis ik verhuis
jij verhuist jij verhuist
hij/zij/het verhuist hij/zij/het verhuist
wij verhuizen wij verhuizen
jullie verhuizen jullie verhuizen
zij verhuizen zij verhuizen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏