Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
Woordenschat (14) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Gespreksoefening
Instructie:
- Noem de kamers van je huis of appartement. (Noem de kamers van je huis of appartement.)
- Beschrijf verschillende woningtypes. (Beschrijf verschillende woningtypes.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Dit huis heeft zes kamers. |
De woonkamer bevindt zich op de begane grond, naast de hal. |
Er is een balkon op de eerste verdieping. |
Mijn appartement heeft een keuken, een slaapkamer en een badkamer. |
De slaapkamer heeft een balkon. |
Ik ben op zoek naar een eenkamerappartement. |
De huur voor de studio omvat alle maandelijkse kosten. |
... |
Oefening 2: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 3: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
De garage
De garage
2
De tuin
De tuin
3
Binnenkomen
Binnenkomen
4
De eetkamer
De eetkamer
5
De woonkamer
De woonkamer
Oefening 4: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 5: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 6: Clusteren van woorden
Instructie: Sleep elk woord naar de juiste categorie: kamers in het huis of dingen die je in het huis doet.
Kamers in het huis
Dingen die je in het huis doet
Oefening 7: Gebruik van 'er' en 'daar'
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: Gebruik van 'er' en 'daar'
Toon vertaling Toon antwoordenEr, er, daar
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Verhuizen verhuizen Delen Gekopieerd!
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
(ik) verhuis / verhuis | (ik) verhuis / verhuis |
(jij) verhuist / verhuis | (jij) verhuist / verhuis |
(hij/zij/het) verhuist | (hij/zij/het) verhuist |
(wij) verhuizen | (wij) verhuizen |
(jullie) verhuizen | (jullie) verhuizen |
(zij) verhuizen | (zij) verhuizen |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.