Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

  1. Waarschijnlijkheid: Combineer 'zullen' vaak met 'wel' voor aannames.
GebruikVoorbeeld
Voorstel (Voorstel)

Zullen we naar de bioscoop gaan? (Zullen we naar de bioscoop gaan?)

Zal ik iets koken? (Zal ik iets koken?)

Belofte (Belofte)

Ik zal de menukaart brengen. (Ik zal de menukaart brengen.)

We zullen op tijd zijn. (We zullen op tijd zijn.)

Waarschijnlijkheid (Waarschijnlijkheid)

Je zult wel moe zijn. (Je zult wel moe zijn.)

Zij zullen het wel begrijpen. (Zij zullen het wel begrijpen.)

Oefening 1: Gebruik van zullen (voorstel, belofte, waarschijnlijkheid)

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

zullen, Zullen, zal

1.
Ik ... de televisie al aanzetten.
(Ik zal de televisie al aanzetten.)
2.
... we morgen naar het theater gaan?
(Zullen we morgen naar het theater gaan?)
3.
Het evenement ... wel saai zijn.
(Het evenement zal wel saai zijn.)
4.
... we samen naar de bioscoop gaan?
(Zullen we samen naar de bioscoop gaan?)
5.
Jullie ... het concert leuk vinden.
(Jullie zullen het concert leuk vinden.)
6.
De uitnodiging ... vast en zeker niet voor mij zijn.
(De uitnodiging zal vast en zeker niet voor mij zijn.)
7.
De actrice ... wel veel geld verdienen.
(De actrice zal wel veel geld verdienen.)
8.
De show ... spectaculair zijn.
(De show zal spectaculair zijn.)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. ___ we vrijdagavond samen naar het restaurant gaan?

2. Ik ___ voor iedereen een drankje bestellen.

3. Jij ___ het vast leuk vinden om mee te gaan.

4. ___ ik een taxi voor ons bellen?

5. Zij ___ het wel wat rustiger hebben op vrijdagavond.

6. ___ we om acht uur afspreken bij het café?