Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

  1. Sommige veelvoorkomende werkwoorden hebben een onregelmatige vorm in de onvoltooid verleden tijd.
  2. Deze werkwoorden volgen geen vaste regelmatige patronen zoals de meeste werkwoorden met -de/-te in de verleden tijd.
InfinitiefVerleden tijdInfinitief (Infinitief)Verleden tijd (Verleden tijd)
zijn (zijn)was, warenkunnen (kunnen)kon, konden
hebben (hebben)had, haddenmoeten (moeten)moest, moesten
doen (doen)deed, dedenmogen (mogen)mocht, mochten
gaan (gaan)ging, gingenbrengen (brengen)bracht, brachten
zien (zien)zag, zagenkopen (kopen)kocht, kochten
zeggen (zeggen)zei, zeidenzoeken (zoeken)zocht, zochten
vragen (vragen)vroeg, vroegenstaan (staan)stond, stonden
denken (denken)dacht, dachtenzullen (zullen)zou, zouden

Oefening 1: Onvoltooid verleden tijd: onregelmatige werkwoorden

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

hadden, dacht, was, vroeg, gingen, zouden, deed

1. Zijn:
Ik ... altijd op tijd op school.
(Ik was altijd op tijd op school.)
2. Hebben:
Wij ... veel huiswerk in de middelbare school.
(Wij hadden veel huiswerk in de middelbare school.)
3. Doen:
Ze ... altijd haar best om goede cijfers te halen.
(Ze deed altijd haar best om goede cijfers te halen.)
4. Gaan:
We ... samen naar de basisschool.
(We gingen samen naar de basisschool.)
5. Denken:
Ik ... aan mijn kindertijd.
(Ik dacht aan mijn kindertijd.)
6. Zijn:
Ik ... vaak te laat in het klaslokaal.
(Ik was vaak te laat in het klaslokaal.)
7. Vragen:
Ik ... hoe ik me kon inschrijven voor de middelbare school.
(Ik vroeg hoe ik me kon inschrijven voor de middelbare school.)
8. Zullen:
Ze ... meer interessante lessen geven dit jaar.
(Ze zouden meer interessante lessen geven dit jaar.)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Choose the correct sentence in the past imperfect tense (ovt) with irregular verbs, as used in daily conversations about school and work.

1.
'Gaan' is de infinitief en niet correct als verleden tijd.
'Ga' is de tegenwoordige tijd, terwijl hier de verleden tijd nodig is.
2.
'Doen' is de infinitief; de verleden tijd ontbreekt hier.
'Doet' is tegenwoordige tijd, terwijl de verleden tijd nodig is.
3.
'Hebben' is tegenwoordige tijd, terwijl de verleden tijd nodig is.
'Had' is enkelvoudsvorm en niet correct bij 'we'.
4.
'Zienden' bestaat niet als verleden tijd van 'zien'.
'Zag' is enkelvoudsvorm en klopt niet bij 'zij' als meervoud.