- Verkleinwoorden eindigen op -je, -tje, -etje, -kje, -pje.
- De spelling verandert soms: woning → woninkje.
- Bepaald lidwoord: Verkleinwoorden krijgen altijd 'het' als lidwoord.
Zelfstandig naamwoord (Zelfstandig naamwoord) | Verkleinwoord (Verkleinwoord) |
---|---|
de jas (de jas) | het jasje (het jasje) |
de deur (de deur) | het deurtje (het deurtje) |
de weg (de weg) | het weggetje (het weggetje) |
de woning (de woning) | het woninkje (het woninkje) |
de arm (de arm) | het armpje (het armpje) |
de boom (de boom) | het boompje (het boompje) |
Oefening 1: Verkleinwoorden
Instructie: Vul het juiste woord in.
deurtje, boompje, knoopje, weggetje, zus, cadeautje, jasje, woninkje
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Het kindje heeft pijn in het _____ .
2. Ik heb een nieuw _____ gekocht voor de winter.
3. Kun je het _____ van de kast dichtdoen?
4. Ik woon in een klein _____ in de stad.
5. Het _____ in de tuin groeit snel.
6. Het _____ naar het park is rustig.