Verkleinwoorden Delen Gekopieerd!
Verkleinwoorden worden gevormd door een achtervoegsel toe te voegen aan een zelfstandig naamwoord, zoals jasje, deurtje, armpje.
Grammatica: Verkleinwoorden
A1 Nederlands Klein
Niveau: A1
Module 4: Objecten en mensen beschrijven (Objecten en mensen beschrijven)
Les 29: Fysieke toestanden en sensaties (Fysieke toestanden en sensaties)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten
Audio en video
- Verkleinwoorden eindigen op -je, -tje, -etje, -kje, -pje.
- De spelling verandert soms: woning → woninkje.
- Bepaald lidwoord: Verkleinwoorden krijgen altijd 'het' als lidwoord.
Zelfstandig naamwoord (Zelfstandig naamwoord) | Verkleinwoord (Verkleinwoord) |
---|---|
de jas (de jas) | het jasje (het jasje) |
de deur (de deur) | het deurtje (het deurtje) |
de weg (de weg) | het weggetje (het weggetje) |
de woning (de woning) | het woninkje (het woninkje) |
de arm (de arm) | het armpje (het armpje) |
de boom (de boom) | het boompje (het boompje) |
Oefening 1: Verkleinwoorden
Instructie: Vul het juiste woord in.
deurtje, boompje, knoopje, weggetje, zus, cadeautje, jasje, woninkje
Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
zus
zus
2
kopje
kopje
3
boompje
boompje
4
jasje
jasje