Voorzetsels van richting ( door, langs, naar, ...) Delen Gekopieerd!
Voorzetsels die een richting aangeven, zoals door, naar, langs. Bijvoorbeeld: Ik ga naar de stad.
Grammatica: Voorzetsels van richting ( door, langs, naar, ...)
A1 Nederlands Voorzetsels van locatie en beweging
Niveau: A1
Module 6: De stad en het dorp (De stad en het dorp)
Les 42: Transport (Transport)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten
Audio en video
Voorzetsel | Voorbeeld |
---|---|
door (door) | De auto rijdt door de straat. (De auto rijdt door de straat.) |
naar (naar) | Ik ga naar de stad. (Ik ga naar de stad.) |
langs (langs) | We lopen langs de rivier. (We lopen langs de rivier.) |
om (om) | De bus rijdt om het gebouw. (De bus rijdt om het gebouw.) |
over (over) | Het vliegtuig vliegt over de stad. (Het vliegtuig vliegt over de stad.) |
tot (tot) | We lopen tot het einde van de straat. (We lopen tot het einde van de straat.) |
van ... naar ... (van ... naar ...) | Ik reis van Amsterdam naar Rotterdam. (Ik reis van Amsterdam naar Rotterdam.) |
Oefening 1: Voorzetsels van richting ( door, langs, naar, ...)
Instructie: Vul het juiste woord in.
tot, naar, over, langs, door, om, van
Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
langs
langs
2
om
om
3
door
door
4
tot
tot