Leren (leren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Delen
Gekopieerd!
Vervoeging van leren (leren) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.
Infinitief |
Voltooid deelwoord |
Leren (Leren) |
Geleerd (Geleerd) |
Werkwoordsvormen
Aantonende wijs |
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik leer |
ik leer |
jij leert |
jij leert |
hij/zij/het leert |
hij/zij/het leert |
wij leren |
wij leren |
jullie leren |
jullie leren |
zij leren |
zij leren |
|
Onvoltooid verleden tijd (OVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik leerde |
ik leerde |
jij leerde |
jij leerde |
hij/zij/het leerde |
hij/zij/het leerde |
wij leerden |
wij leerden |
jullie leerden |
jullie leerden |
zij leerden |
zij leerden |
|
Voltooid tegenwoordige tijd (VTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik heb geleerd |
ik heb geleerd |
jij hebt/ heeft geleerd |
jij hebt/ heeft geleerd |
hij/zij/het heeft geleerd |
hij/zij/het heeft geleerd |
wij hebben geleerd |
wij hebben geleerd |
jullie hebben geleerd |
jullie hebben geleerd |
zij hebben geleerd |
zij hebben geleerd |
|
Voltooid verleden tijd (VVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik heb geleerd |
ik heb geleerd |
jij hebt geleerd |
jij hebt geleerd |
hij/zij/het heeft geleerd |
hij/zij/het heeft geleerd |
wij hebben geleerd |
wij hebben geleerd |
jullie hebben geleerd |
jullie hebben geleerd |
zij hebben geleerd |
zij hebben geleerd |
|
Onvoltooid toekomende tijd (OTTk)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik zal leren hebben |
ik zal leren hebben |
jij zult/zal leren hebben |
jij zult/zal leren hebben |
hij/zij/het zal leren hebben |
hij/zij/het zal leren hebben |
wij zullen leren hebben |
wij zullen leren hebben |
jullie zullen leren hebben |
jullie zullen leren hebben |
zij zullen leren hebben |
zij zullen leren hebben |
|
Voltooid toekomende tijd (VTTk)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik zal/zou hebben geleerd |
ik zal/zou hebben geleerd |
jij zal/zou hebben geleerd |
jij zal/zou hebben geleerd |
hij/zij/het zal/zou hebben geleerd |
hij/zij/het zal/zou hebben geleerd |
wij zullen/zouden hebben geleerd |
wij zullen/zouden hebben geleerd |
jullie zullen/zouden hebben geleerd |
jullie zullen/zouden hebben geleerd |
zij zullen/zouden hebben geleerd |
zij zullen/zouden hebben geleerd |
|
Conditionele wijs |
Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik zou leren |
ik zou leren |
jij zou leren |
jij zou leren |
hij/zij/het zou leren |
hij/zij/het zou leren |
wij zouden leren |
wij zouden leren |
jullie zouden leren |
jullie zouden leren |
zij zouden leren |
zij zouden leren |
|
Conditionele Verleden Tijd (CVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik zou geleerd hebben |
ik zou geleerd hebben |
jij zou geleerd hebben |
jij zou geleerd hebben |
hij/zij/het zou geleerd hebben |
hij/zij/het zou geleerd hebben |
wij zouden geleerd hebben |
wij zouden geleerd hebben |
jullie zouden geleerd hebben |
jullie zouden geleerd hebben |
zij zouden geleerd hebben |
zij zouden geleerd hebben |
|
Imperatief (gebiedende wijs) |
Gebiedende wijs
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
Leer! |
Leer! |
|