Maken (maken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Delen
Gekopieerd!
Vervoeging van maken (maken) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.
Infinitief |
Voltooid deelwoord |
Maken (Maken) |
Gemaakt (Gemaakt) |
Werkwoordsvormen
Aantonende wijs |
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) maak |
(ik) maak |
(jij) maakt/maak |
(jij) maakt/maak |
(hij/zij/het) maakt |
(hij/zij/het) maakt |
(wij) maken |
(wij) maken |
(jullie) maken |
(jullie) maken |
(zij) maken |
(zij) maken |
|
Onvoltooid verleden tijd (OVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) maakte |
(ik) maakte |
(jij) maakte |
(jij) maakte |
(hij/zij/het) maakte |
(hij/zij/het) maakte |
(wij) maakten |
(wij) maakten |
(jullie) maakten |
(jullie) maakten |
(zij) maakten |
(zij) maakten |
|
Voltooid tegenwoordige tijd (VTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) heb gemaakt |
(ik) heb gemaakt |
(jij) hebt gemaakt |
(jij) hebt gemaakt |
(hij/zij/het) heeft gemaakt |
(hij/zij/het) heeft gemaakt |
(wij) hebben gemaakt |
(wij) hebben gemaakt |
(jullie) hebben gemaakt |
(jullie) hebben gemaakt |
(zij) hebben gemaakt |
(zij) hebben gemaakt |
|
Voltooid verleden tijd (VVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) heb gemaakt |
(ik) heb gemaakt |
(jij) hebt/gemaakt |
(jij) hebt/gemaakt |
(hij/zij/het) heeft/gemaakt |
(hij/zij/het) heeft/gemaakt |
(wij) hebben gemaakt |
(wij) hebben gemaakt |
(jullie) hebben gemaakt |
(jullie) hebben gemaakt |
(zij) hebben gemaakt |
(zij) hebben gemaakt |
|
Onvoltooid toekomende tijd (OTTk)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) zal maken |
(ik) zal maken |
(jij) zult/zal maken |
(jij) zult/zal maken |
(hij/zij/het) zal maken |
(hij/zij/het) zal maken |
(wij) zullen maken |
(wij) zullen maken |
(jullie) zullen maken |
(jullie) zullen maken |
(zij) zullen maken |
(zij) zullen maken |
|
Voltooid toekomende tijd (VTTk)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) zal gemaakt hebben |
(ik) zal gemaakt hebben |
(jij) zal gemaakt hebben/zal gemaakt hebben |
(jij) zal gemaakt hebben/zal gemaakt hebben |
(hij/zij/het) zal gemaakt hebben |
(hij/zij/het) zal gemaakt hebben |
(wij) zullen gemaakt hebben |
(wij) zullen gemaakt hebben |
(jullie) zullen gemaakt hebben |
(jullie) zullen gemaakt hebben |
(zij) zullen gemaakt hebben |
(zij) zullen gemaakt hebben |
|
Conditionele wijs |
Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) zou maken |
(ik) zou maken |
(jij) zou maken |
(jij) zou maken |
(hij/zij/het) zou maken |
(hij/zij/het) zou maken |
(wij) zouden maken |
(wij) zouden maken |
(jullie) zouden maken |
(jullie) zouden maken |
(zij) zouden maken |
(zij) zouden maken |
|
Conditionele Verleden Tijd (CVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) zou gemaakt hebben |
(ik) zou gemaakt hebben |
(jij) zou gemaakt hebben |
(jij) zou gemaakt hebben |
(hij/zij/het) zou gemaakt hebben |
(hij/zij/het) zou gemaakt hebben |
(wij) zouden gemaakt hebben |
(wij) zouden gemaakt hebben |
(jullie) zouden gemaakt hebben |
(jullie) zouden gemaakt hebben |
(zij) zouden gemaakt hebben |
(zij) zouden gemaakt hebben |
|
Imperatief (gebiedende wijs) |
Gebiedende wijs
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
Maak! |
Maak! |
|