Stelen (stelen) - Voltooid verleden tijd (VVT), aantonende wijs (Voltooid verleden tijd , aantonende wijs) Delen Gekopieerd!

Stelen - Vervoeging van Stelen in het Nederlands: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de voltooide verleden tijd, aantonende wijs (Voltooid verleden tijd (VVT), aantonende wijs).
Voltooid verleden tijd (VVT), aantonende wijs (Voltooid verleden tijd , aantonende wijs)
Alle vervoegingen en tijden: Stelen (stelen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Lesprogramma: Nederlandse les - Vakantieramp? (Vakantieramp?)
Vervoeging van stelen in voltooid verleden tijd (vvt)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
ik heb gestolen | ik heb gestolen |
jij hebt gestolen / heb je gestolen | jij hebt gestolen / heb je gestolen |
(hij/zij/het) hij heeft gestolen | (hij/zij/het) hij heeft gestolen |
wij hebben gestolen | wij hebben gestolen |
jullie hebben gestolen | jullie hebben gestolen |
zij hebben gestolen | zij hebben gestolen |
Voorbeeldzinnen
Nederlands | Nederlands |
---|---|
Ik heb mijn tas gestolen bij het hotel. | Ik heb mijn tas gestolen bij het hotel. |
Heb jij je paspoort gestolen gemeld bij de politie? | Heb jij je paspoort gestolen gemeld bij de politie? |
Hij heeft alles gestolen tijdens de ramp. | Hij heeft alles gestolen tijdens de ramp. |
Wij hebben de diefstal op de ambassade gemeld. | Wij hebben de diefstal op de ambassade gemeld. |
Jullie hebben je bagage gestolen en moeten bellen. | Jullie hebben je bagage gestolen en moeten bellen. |
Zij hebben gestolen spullen teruggebracht naar het bureau. | Zij hebben gestolen spullen teruggebracht naar het bureau. |
Oefening: Werkwoordsvervoeging
Instructie: Kies de juiste vorm.
jij, zij hebben gestolen, hebben, gestolen, heeft, je, heb, jullie, ik, wij, hij
1.
... ... mijn tas ... bij het hotel.
(Ik heb mijn tas gestolen bij het hotel.)
2.
... spullen teruggebracht naar het bureau.
(Zij hebben gestolen spullen teruggebracht naar het bureau.)
3.
... ... alles ... tijdens de ramp.
(Hij heeft alles gestolen tijdens de ramp.)
4.
... ... ... paspoort ... gemeld bij de politie?
(Heb jij je paspoort gestolen gemeld bij de politie?)
5.
... ... de diefstal op de ambassade gemeld.
(Wij hebben de diefstal op de ambassade gemeld.)
6.
... ... je bagage ... en moeten bellen.
(Jullie hebben je bagage gestolen en moeten bellen.)