10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Studeren (studeren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van studeren (studeren) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Studeren (studeren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 1: Jezelf voorstellen (Jezelf voorstellen)

Les 7: Beroepen en studies (Beroepen en studies)

Infinitief Voltooid deelwoord
Studeren (Studeren) Gestudeerd (Gestudeerd)

Werkwoordsvormen

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Nederlands Nederlands
ik studeer ik studeer
jij studeert jij studeert
hij/zij/het studeert hij/zij/het studeert
wij studeren wij studeren
jullie studeren jullie studeren
zij studeren zij studeren

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Nederlands Nederlands
ik studeerde ik studeerde
jij studeerde jij studeerde
hij/zij/het studeerde hij/zij/het studeerde
wij studeerden wij studeerden
jullie studeerden jullie studeerden
zij studeerden zij studeerden

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Nederlands Nederlands
ik heb gestudeerd ik heb gestudeerd
jij hebt/ hebt u gestudeerd jij hebt/ hebt u gestudeerd
hij/zij/het heeft gestudeerd hij/zij/het heeft gestudeerd
wij hebben gestudeerd wij hebben gestudeerd
jullie hebben gestudeerd jullie hebben gestudeerd
zij hebben gestudeerd zij hebben gestudeerd

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Nederlands Nederlands
ik heb gestudeerd ik heb gestudeerd
jij hebt gestudeerd jij hebt gestudeerd
hij/zij/het heeft gestudeerd hij/zij/het heeft gestudeerd
wij hebben gestudeerd wij hebben gestudeerd
jullie hebben gestudeerd jullie hebben gestudeerd
zij hebben gestudeerd zij hebben gestudeerd

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Nederlands Nederlands
ik zal gestudeerd hebben ik zal gestudeerd hebben
jij zult gestudeerd hebben jij zult gestudeerd hebben
hij/zij/het zal gestudeerd hebben hij/zij/het zal gestudeerd hebben
wij zullen gestudeerd hebben wij zullen gestudeerd hebben
jullie zullen gestudeerd hebben jullie zullen gestudeerd hebben
zij zullen gestudeerd hebben zij zullen gestudeerd hebben

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Nederlands Nederlands
ik zal gestudeerd hebben ik zal gestudeerd hebben
jij zal gestudeerd hebben jij zal gestudeerd hebben
hij/zij/het zal gestudeerd hebben hij/zij/het zal gestudeerd hebben
wij zullen gestudeerd hebben wij zullen gestudeerd hebben
jullie zullen gestudeerd hebben jullie zullen gestudeerd hebben
zij zullen gestudeerd hebben zij zullen gestudeerd hebben
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Nederlands Nederlands
ik zou studeren ik zou studeren
jij zou studeren jij zou studeren
hij/zij/het zou studeren hij/zij/het zou studeren
wij zouden studeren wij zouden studeren
jullie zouden studeren jullie zouden studeren
zij zouden studeren zij zouden studeren

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Nederlands Nederlands
ik zou gestudeerd hebben ik zou gestudeerd hebben
jij zou gestudeerd hebben jij zou gestudeerd hebben
hij/zij/het zou gestudeerd hebben hij/zij/het zou gestudeerd hebben
wij zouden gestudeerd hebben wij zouden gestudeerd hebben
jullie zouden gestudeerd hebben jullie zouden gestudeerd hebben
zij zouden gestudeerd hebben zij zouden gestudeerd hebben
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Nederlands Nederlands
Studeer! Studeer!