Studeren (studeren) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Onvoltooid tegenwoordige tijd , aantonende wijs) Delen Gekopieerd!

Studeren - Vervoeging van Studeren in het Nederlands: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de onvoltooid tegenwoordige tijd, aantonende wijs (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Onvoltooid tegenwoordige tijd , aantonende wijs)
Alle vervoegingen en tijden: Studeren (studeren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Lesprogramma: Nederlandse les - Beroepen en studies (Beroepen en studies)
Vervoeging van studeren in de Onvoltooid Tegenwoordige Tijd (OTT)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
(ik) studeer | (ik) studeer |
(jij) studeert / studeer | (jij) studeert / studeer |
(hij/zij/het) studeert | (hij/zij/het) studeert |
(wij) studeren | (wij) studeren |
(jullie) studeren | (jullie) studeren |
(zij) studeren | (zij) studeren |
Voorbeeldzinnen
Nederlands | Nederlands |
---|---|
Ik studeer optellen en aftrekken vandaag. | Ik studeer optellen en aftrekken vandaag. |
Jij studeert de nummers van één tot tien. | Jij studeert de nummers van één tot tien. |
Hij studeert hoe je moet vermenigvuldigen. | Hij studeert hoe je moet vermenigvuldigen. |
Wij studeren samen de taal en de cijfers. | Wij studeren samen de taal en de cijfers. |
Jullie studeren twintig tot honderd goed. | Jullie studeren twintig tot honderd goed. |
Zij studeren delen en tellen in de klas. | Zij studeren delen en tellen in de klas. |
Oefening: Werkwoordsvervoeging
Instructie: Kies de juiste vorm.
studeren, <strong>studeer, studeert, studeer
1.
Jullie ... twintig tot honderd goed.
(Jullie studeren twintig tot honderd goed.)
2.
Jij ...t de nummers van één tot tien.
(Jij studeert de nummers van één tot tien.)
3.
Hij ... hoe je moet vermenigvuldigen.
(Hij studeert hoe je moet vermenigvuldigen.)
4.
Wij ... samen de taal en de cijfers.
(Wij studeren samen de taal en de cijfers.)
5.
Ik ... optellen en aftrekken vandaag.
(Ik studeer optellen en aftrekken vandaag.)
6.
Zij ... delen en tellen in de klas.
(Zij studeren delen en tellen in de klas.)