Trainen (trainen) - Onvoltooid verleden tijd (OVT), aantonende wijs (Onvoltooid verleden tijd , aantonende wijs)

 Trainen (trainen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Trainen - Vervoeging van Trainen in het Nederlands: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de voltooid verleden tijd, aanvoegende wijs (Onvoltooid verleden tijd (OVT), aantonende wijs).

Onvoltooid verleden tijd (OVT), aantonende wijs (Onvoltooid verleden tijd , aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Trainen (trainen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Nederlandse les - Oefening en levensstijl (Oefening en levensstijl)

Vervoeging van trainen in de onvoltooid verleden tijd (OVT)

Nederlands Nederlands
(ik) trainde (ik) trainde
(jij) trainde/traind(e) (jij) trainde/traind(e)
(hij/zij/het) trainde (hij/zij/het) trainde
(wij) trainden (wij) trainden
(jullie) trainden (jullie) trainden
(zij) trainden (zij) trainden

Voorbeeldzinnen

Nederlands Nederlands
Ik trainde gisteren met gewichten in het zwembad. Ik trainde gisteren met gewichten in het zwembad.
Jij trainde elke ochtend om sterk te blijven. Jij trainde elke ochtend om sterk te blijven.
Hij trainde hard om zijn conditie te verbeteren. Hij trainde hard om zijn conditie te verbeteren.
Wij trainden samen de routine van de oefeningen. Wij trainden samen de routine van de oefeningen.
Jullie trainden krachttraining na het rennen buiten. Jullie trainden krachttraining na het rennen buiten.
Zij trainden met yoga voor een gezond leven. Zij trainden met yoga voor een gezond leven.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

trainde, trainden

1.
Jullie ... krachttraining na het rennen buiten.
(Jullie trainden krachttraining na het rennen buiten.)
2.
Zij ... met yoga voor een gezond leven.
(Zij trainden met yoga voor een gezond leven.)
3.
Wij ... samen de routine van de oefeningen.
(Wij trainden samen de routine van de oefeningen.)
4.
Hij ... hard om zijn conditie te verbeteren.
(Hij trainde hard om zijn conditie te verbeteren.)
5.
Ik ... gisteren met gewichten in het zwembad.
(Ik trainde gisteren met gewichten in het zwembad.)
6.
Jij ... elke ochtend om sterk te blijven.
(Jij trainde elke ochtend om sterk te blijven.)