Verjaren (verjaren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van verjaren (verjaren) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Verjaren (verjaren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 1: Jezelf voorstellen (Jezelf voorstellen)

Les 6: Je leeftijd zeggen (Je leeftijd zeggen)

Infinitief Voltooid deelwoord
Verjaren (Verjaren) Verjaard (Verjaard)

Werkwoordsvormen

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Nederlands Nederlands
(ik) verjaar (ik) verjaar
(jij) verjaart (jij) verjaart
(hij/zij/het) verjaart (hij/zij/het) verjaart
(wij) verjaren (wij) verjaren
(jullie) verjaren (jullie) verjaren
(zij) verjaren (zij) verjaren

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Nederlands Nederlands
(ik) verjaarde (ik) verjaarde
(jij) verjaarde (jij) verjaarde
(hij/zij/het) verjaarde (hij/zij/het) verjaarde
(wij) verjaarden (wij) verjaarden
(jullie) verjaarden (jullie) verjaarden
(zij) verjaarden (zij) verjaarden

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Nederlands Nederlands
(ik) ben verjaard (ik) ben verjaard
(jij) bent verjaard (jij) bent verjaard
(hij/zij/het) is verjaard (hij/zij/het) is verjaard
(wij) zijn verjaard (wij) zijn verjaard
(jullie) zijn verjaard (jullie) zijn verjaard
(zij) zijn verjaard (zij) zijn verjaard

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Nederlands Nederlands
(ik) ben verjaard (ik) ben verjaard
(jij) bent verjaard (jij) bent verjaard
(hij/zij/het) is verjaard (hij/zij/het) is verjaard
(wij) zijn verjaard (wij) zijn verjaard
(jullie) zijn verjaard (jullie) zijn verjaard
(zij) zijn verjaard (zij) zijn verjaard

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Nederlands Nederlands
(ik) zal verjaren (ik) zal verjaren
(jij) zult/jij zal verjaren (jij) zult/jij zal verjaren
(hij/zij/het) zal verjaren (hij/zij/het) zal verjaren
(wij) zullen verjaren (wij) zullen verjaren
(jullie) zullen verjaren (jullie) zullen verjaren
(zij) zullen verjaren (zij) zullen verjaren

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Nederlands Nederlands
(ik) zal/zult verjaren hebben (ik) zal/zult verjaren hebben
(jij) zult/zou verjaren hebben (jij) zult/zou verjaren hebben
(hij/zij/het) zal/zou verjaren hebben (hij/zij/het) zal/zou verjaren hebben
(wij) zullen/zouden verjaren hebben (wij) zullen/zouden verjaren hebben
(jullie) zullen/zouden verjaren hebben (jullie) zullen/zouden verjaren hebben
(zij) zullen/zouden verjaren hebben (zij) zullen/zouden verjaren hebben
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Nederlands Nederlands
(ik) zou verjaren (ik) zou verjaren
(jij) zou verjaren (jij) zou verjaren
(hij/zij/het) zou verjaren (hij/zij/het) zou verjaren
(wij) zouden verjaren (wij) zouden verjaren
(jullie) zouden verjaren (jullie) zouden verjaren
(zij) zouden verjaren (zij) zouden verjaren

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Nederlands Nederlands
(ik) zou verjaard zijn (ik) zou verjaard zijn
(jij) zou verjaard zijn (jij) zou verjaard zijn
(hij/zij/het) zou verjaard zijn (hij/zij/het) zou verjaard zijn
(wij) zouden verjaard zijn (wij) zouden verjaard zijn
(jullie) zouden verjaard zijn (jullie) zouden verjaard zijn
(zij) zouden verjaard zijn (zij) zouden verjaard zijn
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Nederlands Nederlands
Verjaar! Verjaar!