Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
Woordenschat (14) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Gespreksoefening
Instructie:
- Noem de naam en leeftijd van elke persoon op de afbeelding. (Zeg de naam en de leeftijd van elke persoon op de afbeelding.)
- Zeg je eigen leeftijd. (Zeg je eigen leeftijd.)
- Vraag de anderen naar hun leeftijd. (Vraag de anderen naar hun leeftijd.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
De naam van de vrouw is Hannah en ze is tweeëndertig jaar oud. De naam van de vrouw is Hannah en ze is tweeëndertig jaar oud. |
Het meisje is zeventien jaar oud. Het meisje is zeventien jaar oud. |
Het kind is zes jaar oud. Het kind is zes jaar oud. |
De grootmoeder is negenentachtig jaar oud. De grootmoeder is negenentachtig jaar oud. |
Ik ben dertig jaar oud. Ik ben dertig jaar oud. |
Hoe oud ben jij? Hoe oud ben jij? |
... |
Oefening 2: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 3: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
Jong
Jong
2
Worden
Worden
3
Verjaren
Verjaren
4
Het jaar
Het jaar
5
Voorbereiden
Voorbereiden
Oefening 4: Werkwoordsvervoeging
Instructie: Kies de juiste vorm.
word, wordt, worden
Oefening 5: Vraagwoorden (hoe, hoeveel, waar, wanneer)
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: Vraagwoorden (hoe, hoeveel, waar, wanneer)
Toon vertaling Toon antwoordenWanneer, Hoeveel, Hoe, Waar
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
A1.6.2 Grammatica
Vraagwoorden (hoe, hoeveel, waar, wanneer)
Vraagwoorden (hoe, hoeveel, waar, wanneer)
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Worden worden Delen Gekopieerd!
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
ik word | ik word |
jij wordt | jij wordt |
hij/zij/het wordt | hij/zij/het wordt |
wij worden | wij worden |
jullie worden | jullie worden |
zij worden | zij worden |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.