Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
Woordenschat (24) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Gespreksoefening
Instructie:
- Beschrijf de aangegeven relaties tussen de gezinsleden. (Beschrijf de aangegeven relaties tussen de familieleden.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Juliette is de vrouw van Mark. Juliette is de vrouw van Mark. |
Alexis en Louise zijn de grootouders van Anna. Alexis en Louise zijn de grootouders van Anna. |
Marco is de zoon van Birgit en Stephan. Marco is de zoon van Birgit en Stephan. |
De jongen en het meisje zijn broer en zus. De jongen en het meisje zijn broer en zus. |
Caitlin is de moeder van twee meisjes. Caitlin is de moeder van twee meisjes. |
Het meisje heeft twee broers. Het meisje heeft twee broers. |
... |
Oefening 2: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 3: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
De dochter
De dochter
2
Kletsen
Kletsen
3
De broer
De broer
4
Het gezin
Het gezin
5
Praten
Praten
Oefening 4: Werkwoordsvervoeging
Instructie: Kies de juiste vorm.
praat, praten
Oefening 5: De bezittelijke voornaamwoorden (mijn, jouw, zijn,...)
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: De bezittelijke voornaamwoorden (mijn, jouw, zijn,...)
Toon vertaling Toon antwoordenzijn, mijn, onze, Mijn, jouw, jullie, haar
Oefening 6: Gebruik van praten, spreken, babbelen en kletsen
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: Gebruik van praten, spreken, babbelen en kletsen
Toon vertaling Toon antwoordenkletsen, praat, spreekt, babbelen, spreken
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
A1.5.2 Grammatica
De bezittelijke voornaamwoorden (mijn, jouw, zijn,...)
De bezittelijke voornaamwoorden (mijn, jouw, zijn,...)
A1.5.3 Grammatica
Gebruik van praten, spreken, babbelen en kletsen
Gebruik van praten, spreken, babbelen en kletsen
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Praten praten Delen Gekopieerd!
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
ik praat | ik praat |
jij praat | jij praat |
hij/zij/het praat | hij/zij/het praat |
wij praten | wij praten |
jullie praten | jullie praten |
zij praten | zij praten |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.