Vieren (vieren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Delen
Gekopieerd!
Vervoeging van vieren (vieren) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.
Infinitief |
Voltooid deelwoord |
Vieren (Vieren) |
Gevierd (Gevierd) |
Werkwoordsvormen
Aantonende wijs |
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik vier |
ik vier |
jij viert |
jij viert |
hij/zij/het viert |
hij/zij/het viert |
wij vieren |
wij vieren |
jullie vieren |
jullie vieren |
zij vieren |
zij vieren |
|
Onvoltooid verleden tijd (OVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik vierde |
ik vierde |
jij vierde |
jij vierde |
hij/zij/het vierde |
hij/zij/het vierde |
wij vierden |
wij vierden |
jullie vierden |
jullie vierden |
zij vierden |
zij vierden |
|
Voltooid tegenwoordige tijd (VTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik heb gevierd |
ik heb gevierd |
jij hebt/heb gevierd |
jij hebt/heb gevierd |
hij/zij/het heeft gevierd |
hij/zij/het heeft gevierd |
wij hebben gevierd |
wij hebben gevierd |
jullie hebben gevierd |
jullie hebben gevierd |
zij hebben gevierd |
zij hebben gevierd |
|
Voltooid verleden tijd (VVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik heb gevierd |
ik heb gevierd |
jij hebt/gevierd |
jij hebt/gevierd |
hij/zij/het heeft/gevierd |
hij/zij/het heeft/gevierd |
wij hebben/gevierd |
wij hebben/gevierd |
jullie hebben/gevierd |
jullie hebben/gevierd |
zij hebben/gevierd |
zij hebben/gevierd |
|
Onvoltooid toekomende tijd (OTTk)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik zal gevierd hebben |
ik zal gevierd hebben |
jij zult gevierd hebben |
jij zult gevierd hebben |
hij/zij/het zal gevierd hebben |
hij/zij/het zal gevierd hebben |
wij zullen gevierd hebben |
wij zullen gevierd hebben |
jullie zullen gevierd hebben |
jullie zullen gevierd hebben |
zij zullen gevierd hebben |
zij zullen gevierd hebben |
|
Voltooid toekomende tijd (VTTk)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik zal gevierd hebben |
ik zal gevierd hebben |
jij zult/zal gevierd hebben |
jij zult/zal gevierd hebben |
hij/zij/het zal gevierd hebben |
hij/zij/het zal gevierd hebben |
wij zullen gevierd hebben |
wij zullen gevierd hebben |
jullie zullen gevierd hebben |
jullie zullen gevierd hebben |
zij zullen gevierd hebben |
zij zullen gevierd hebben |
|
Conditionele wijs |
Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik zou vieren |
ik zou vieren |
jij zou vieren |
jij zou vieren |
hij/zij/het zou vieren |
hij/zij/het zou vieren |
wij zouden vieren |
wij zouden vieren |
jullie zouden vieren |
jullie zouden vieren |
zij zouden vieren |
zij zouden vieren |
|
Conditionele Verleden Tijd (CVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik zou gevierd hebben |
ik zou gevierd hebben |
jij zou gevierd hebben |
jij zou gevierd hebben |
hij/zij/het zou gevierd hebben |
hij/zij/het zou gevierd hebben |
wij zouden gevierd hebben |
wij zouden gevierd hebben |
jullie zouden gevierd hebben |
jullie zouden gevierd hebben |
zij zouden gevierd hebben |
zij zouden gevierd hebben |
|
Imperatief (gebiedende wijs) |
Gebiedende wijs
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
Vier! |
Vier! |
|