Vliegen (vliegen) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Onvoltooid tegenwoordige tijd , aantonende wijs)

 Vliegen (vliegen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vliegen - Vervoeging van Vliegen in het Nederlands: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, aantonende wijs (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Onvoltooid tegenwoordige tijd , aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Vliegen (vliegen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Nederlandse les - Transport (Transport)

Vervoeging van vliegen in de Onvoltooid Tegenwoordige Tijd (OTT)

Nederlands Nederlands
ik vlieg ik vlieg
jij vliegt jij vliegt
hij/zij/het vliegt hij/zij/het vliegt
wij vliegen wij vliegen
jullie vliegen jullie vliegen
zij vliegen zij vliegen

Voorbeeldzinnen

Nederlands Nederlands
Ik vlieg met het vliegtuig. Ik vlieg met het vliegtuig.
Jij vliegt naar Spanje vandaag. Jij vliegt naar Spanje vandaag.
Hij vliegt voor zijn werk. Hij vliegt voor zijn werk.
Wij vliegen naar Zweden morgen. Wij vliegen naar Zweden morgen.
Jullie vliegen vaak met de familie. Jullie vliegen vaak met de familie.
Zij vliegen altijd met de trein. Zij vliegen altijd met de trein.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

vliegt, vlieg, vliegen

1.
Jij ... naar spanje vandaag.
(Jij vliegt naar spanje vandaag.)
2.
Ik ... met het ...tuig.
(Ik vlieg met het vliegtuig.)
3.
Hij ... voor zijn werk.
(Hij vliegt voor zijn werk.)
4.
Jullie ... vaak met de familie.
(Jullie vliegen vaak met de familie.)
5.
Wij ... naar zweden morgen.
(Wij vliegen naar zweden morgen.)
6.
Zij ... altijd met de trein.
(Zij vliegen altijd met de trein.)