Voorbereiden (voorbereiden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Delen
Gekopieerd!
Vervoeging van voorbereiden (voorbereiden) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.
Infinitief |
Voltooid deelwoord |
Voorbereiden (Voorbereiden) |
Voorbereid (Voorbereid) |
Werkwoordsvormen
Aantonende wijs |
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) bereid voor |
(ik) bereid voor |
(jij) bereidt voor / bereid je voor |
(jij) bereidt voor / bereid je voor |
(hij/zij/het) bereidt voor |
(hij/zij/het) bereidt voor |
(wij) bereiden voor |
(wij) bereiden voor |
(jullie) bereiden voor |
(jullie) bereiden voor |
(zij) bereiden voor |
(zij) bereiden voor |
|
Onvoltooid verleden tijd (OVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) bereidde voor |
(ik) bereidde voor |
(jij) bereidde voor |
(jij) bereidde voor |
(hij/zij/het) bereidde voor |
(hij/zij/het) bereidde voor |
(wij) bereidden voor |
(wij) bereidden voor |
(jullie) bereidden voor |
(jullie) bereidden voor |
(zij) bereidden voor |
(zij) bereidden voor |
|
Voltooid tegenwoordige tijd (VTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) heb voorbereid |
(ik) heb voorbereid |
(jij) hebt voorbereid |
(jij) hebt voorbereid |
(hij/zij/het) heeft voorbereid |
(hij/zij/het) heeft voorbereid |
(wij) hebben voorbereid |
(wij) hebben voorbereid |
(jullie) hebben voorbereid |
(jullie) hebben voorbereid |
(zij) hebben voorbereid |
(zij) hebben voorbereid |
|
Voltooid verleden tijd (VVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) heb voorbereid |
(ik) heb voorbereid |
(jij) hebt voorbereid |
(jij) hebt voorbereid |
(hij/zij/het) heeft voorbereid |
(hij/zij/het) heeft voorbereid |
(wij) hebben voorbereid |
(wij) hebben voorbereid |
(jullie) hebben voorbereid |
(jullie) hebben voorbereid |
(zij) hebben voorbereid |
(zij) hebben voorbereid |
|
Onvoltooid toekomende tijd (OTTk)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) zal voorbereiden |
(ik) zal voorbereiden |
(jij) zult/zal voorbereiden |
(jij) zult/zal voorbereiden |
(hij/zij/het) zal voorbereiden |
(hij/zij/het) zal voorbereiden |
(wij) zullen voorbereiden |
(wij) zullen voorbereiden |
(jullie) zullen voorbereiden |
(jullie) zullen voorbereiden |
(zij) zullen voorbereiden |
(zij) zullen voorbereiden |
|
Voltooid toekomende tijd (VTTk)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) zal hebben voorbereid |
(ik) zal hebben voorbereid |
(jij) zult hebben voorbereid |
(jij) zult hebben voorbereid |
(hij/zij/het) zal hebben voorbereid |
(hij/zij/het) zal hebben voorbereid |
(wij) zullen hebben voorbereid |
(wij) zullen hebben voorbereid |
(jullie) zullen hebben voorbereid |
(jullie) zullen hebben voorbereid |
(zij) zullen hebben voorbereid |
(zij) zullen hebben voorbereid |
|
Conditionele wijs |
Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) zou voorbereiden |
(ik) zou voorbereiden |
(jij) zou voorbereiden |
(jij) zou voorbereiden |
(hij/zij/het) zou voorbereiden |
(hij/zij/het) zou voorbereiden |
(wij) zouden voorbereiden |
(wij) zouden voorbereiden |
(jullie) zouden voorbereiden |
(jullie) zouden voorbereiden |
(zij) zouden voorbereiden |
(zij) zouden voorbereiden |
|
Conditionele Verleden Tijd (CVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) zou voorbereid hebben |
(ik) zou voorbereid hebben |
(jij) zou voorbereid hebben |
(jij) zou voorbereid hebben |
(hij/zij/het) zou voorbereid hebben |
(hij/zij/het) zou voorbereid hebben |
(wij) zouden voorbereid hebben |
(wij) zouden voorbereid hebben |
(jullie) zouden voorbereid hebben |
(jullie) zouden voorbereid hebben |
(zij) zouden voorbereid hebben |
(zij) zouden voorbereid hebben |
|
Imperatief (gebiedende wijs) |
Gebiedende wijs
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
Bereid voor! |
Bereid voor! |
|