Voorbereiden (voorbereiden) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Onvoltooid tegenwoordige tijd , aantonende wijs)

 Voorbereiden (voorbereiden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Voorbereiden - Vervoeging van Voorbereiden in het Nederlands: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de onvoltooid tegenwoordige tijd, aantonende wijs (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Onvoltooid tegenwoordige tijd , aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Voorbereiden (voorbereiden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Nederlandse les - Je leeftijd zeggen (Je leeftijd zeggen)

Vervoeging van voorbereiden in de onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Nederlands Nederlands
(ik) bereid voor (ik) bereid voor
(jij) bereidt voor / bereid je voor (jij) bereidt voor / bereid je voor
(hij/zij/het) bereidt voor (hij/zij/het) bereidt voor
(wij) bereiden voor (wij) bereiden voor
(jullie) bereiden voor (jullie) bereiden voor
(zij) bereiden voor (zij) bereiden voor

Voorbeeldzinnen

Nederlands Nederlands
Ik bereid de sollicitatiebrief zorgvuldig voor. Ik bereid de sollicitatiebrief zorgvuldig voor.
Bereidt jij het cv voor voor de werkgever? Bereidt jij het cv voor voor de werkgever?
Hij bereidt het sollicitatiegesprek voor. Hij bereidt het sollicitatiegesprek voor.
Wij bereiden de jobbeschrijving voor samen. Wij bereiden de jobbeschrijving voor samen.
Jullie bereiden de werkervaring voor op papier. Jullie bereiden de werkervaring voor op papier.
Zij bereiden het profiel voor van de sollicitant. Zij bereiden het profiel voor van de sollicitant.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

bereidt, bereiden, bereid, <strong>bereid, voor

1.
Ik ... de sollicitatiebrief zorgvuldig ....
(Ik bereid de sollicitatiebrief zorgvuldig voor.)
2.
Hij ... het sollicitatiegesprek ....
(Hij bereidt het sollicitatiegesprek voor.)
3.
...t jij het cv ... ... de werkgever?
(Bereidt jij het cv voor voor de werkgever?)
4.
Wij ... de jobbeschrijving ... samen.
(Wij bereiden de jobbeschrijving voor samen.)
5.
Zij ... het profiel ... van de sollicitant.
(Zij bereiden het profiel voor van de sollicitant.)
6.
Jullie ... de werkervaring ... op papier.
(Jullie bereiden de werkervaring voor op papier.)