Wandelen (wandelen) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Onvoltooid tegenwoordige tijd , aantonende wijs)

 Wandelen (wandelen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Wandelen - Vervoeging van Wandelen in het Nederlands: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, aantonende wijs (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Onvoltooid tegenwoordige tijd , aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Wandelen (wandelen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Nederlandse les - Jouw huisdieren (Jouw huisdieren)

Vervoeging van wandelen in de onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Nederlands Nederlands
ik wandel ik wandel
jij wandelt jij wandelt
hij/zij/het wandelt hij/zij/het wandelt
wij wandelen wij wandelen
jullie wandelen jullie wandelen
zij wandelen zij wandelen

Voorbeeldzinnen

Nederlands Nederlands
Ik wandel dagelijks met de hond. Ik wandel dagelijks met de hond.
Jij wandelt snel met de kat. Jij wandelt snel met de kat.
De vogel wandelt rustig in de tuin. De vogel wandelt rustig in de tuin.
Wij wandelen samen met de muis. Wij wandelen samen met de muis.
Jullie wandelen met de schildpad. Jullie wandelen met de schildpad.
De konijnen wandelen elke ochtend. De konijnen wandelen elke ochtend.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

wandelen, wandelt, wandel

1.
Jij ... snel met de kat.
(Jij wandelt snel met de kat.)
2.
Ik ... dagelijks met de hond.
(Ik wandel dagelijks met de hond.)
3.
Wij ... samen met de muis.
(Wij wandelen samen met de muis.)
4.
De vogel ... rustig in de tuin.
(De vogel wandelt rustig in de tuin.)
5.
De konijnen ... elke ochtend.
(De konijnen wandelen elke ochtend.)
6.
Jullie ... met de schildpad.
(Jullie wandelen met de schildpad.)