Zeggen (zeggen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Delen
Gekopieerd!
Vervoeging van zeggen (zeggen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.
Infinitief |
Voltooid deelwoord |
Zeggen (Zeggen) |
Gezegd (Gezegd) |
Werkwoordsvormen
Aantonende wijs |
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik zeg |
ik zeg |
jij zegt |
jij zegt |
hij/zij/het zegt |
hij/zij/het zegt |
wij zeggen |
wij zeggen |
jullie zeggen |
jullie zeggen |
zij zeggen |
zij zeggen |
|
Onvoltooid verleden tijd (OVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik zei |
ik zei |
jij zei/zeide |
jij zei/zeide |
hij/zij/het zei/zeide |
hij/zij/het zei/zeide |
wij zeiden/zeiden |
wij zeiden/zeiden |
jullie zeiden/zeiden |
jullie zeiden/zeiden |
zij zeiden/zeiden |
zij zeiden/zeiden |
|
Voltooid tegenwoordige tijd (VTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik heb gezegd |
ik heb gezegd |
jij hebt/Heeft gezegd |
jij hebt/Heeft gezegd |
hij/zij/het heeft gezegd |
hij/zij/het heeft gezegd |
wij hebben gezegd |
wij hebben gezegd |
jullie hebben gezegd |
jullie hebben gezegd |
zij hebben gezegd |
zij hebben gezegd |
|
Voltooid verleden tijd (VVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik heb gezegd |
ik heb gezegd |
jij hebt/heb gezegd |
jij hebt/heb gezegd |
hij/zij/het heeft gezegd |
hij/zij/het heeft gezegd |
wij hebben gezegd |
wij hebben gezegd |
jullie hebben gezegd |
jullie hebben gezegd |
zij hebben gezegd |
zij hebben gezegd |
|
Onvoltooid toekomende tijd (OTTk)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik zal zeggen |
ik zal zeggen |
jij zult/zal zeggen |
jij zult/zal zeggen |
hij/zij/het zal zeggen |
hij/zij/het zal zeggen |
wij zullen zeggen |
wij zullen zeggen |
jullie zullen zeggen |
jullie zullen zeggen |
zij zullen zeggen |
zij zullen zeggen |
|
Voltooid toekomende tijd (VTTk)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik zal hebben gezegd / zal gezegd hebben |
ik zal hebben gezegd / zal gezegd hebben |
jij zult hebben gezegd / zal gezegd hebben |
jij zult hebben gezegd / zal gezegd hebben |
hij/zij/het zal hebben gezegd / zal gezegd hebben |
hij/zij/het zal hebben gezegd / zal gezegd hebben |
wij zullen hebben gezegd / zullen gezegd hebben |
wij zullen hebben gezegd / zullen gezegd hebben |
jullie zullen hebben gezegd / zullen gezegd hebben |
jullie zullen hebben gezegd / zullen gezegd hebben |
zij zullen hebben gezegd / zullen gezegd hebben |
zij zullen hebben gezegd / zullen gezegd hebben |
|
Conditionele wijs |
Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik zou zeggen |
ik zou zeggen |
jij zou zeggen |
jij zou zeggen |
hij/zij/het zou zeggen |
hij/zij/het zou zeggen |
wij zouden zeggen |
wij zouden zeggen |
jullie zouden zeggen |
jullie zouden zeggen |
zij zouden zeggen |
zij zouden zeggen |
|
Conditionele Verleden Tijd (CVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik zou gezegd hebben |
ik zou gezegd hebben |
jij zou gezegd hebben |
jij zou gezegd hebben |
hij/zij/het zou gezegd hebben |
hij/zij/het zou gezegd hebben |
wij zouden gezegd hebben |
wij zouden gezegd hebben |
jullie zouden gezegd hebben |
jullie zouden gezegd hebben |
zij zouden gezegd hebben |
zij zouden gezegd hebben |
|
Imperatief (gebiedende wijs) |
Gebiedende wijs
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
Zeg! |
Zeg! |
|