Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
A1.2.1 Dialoog
In een online conversatieles van coLanguage
In een online conversatieles van coLanguage
Woordenschat (10) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Gespreksoefening
Instructie:
- Zeg de volledige naam en de achternaam van elke persoon. (Noem de volledige naam en de achternaam van elke persoon.)
- Speel een dialoog waarin je iemand naar hun naam vraagt en jezelf voorstelt. (Speel een dialoog waarin je iemand naar hun naam vraagt en jezelf voorstelt.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Oefening 2: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 3: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
De jongen
De jongen
2
De meneer
De meneer
3
Het meisje
Het meisje
4
Zeggen
Zeggen
5
Zich voorstellen
Zich voorstellen
Oefening 4: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 5: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 6: Clusteren van woorden
Instructie: Slaap de woorden naar de juiste categorie: woorden die te maken hebben met personen en titels, en woorden die te maken hebben met spreken en begroeten.
Woorden voor personen en titels
Woorden voor spreken en begroeten
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Heten heten Delen Gekopieerd!
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
(ik) heet | (ik) heet |
(jij) heet/heette | (jij) heet/heette |
(hij/zij/het) heet | (hij/zij/het) heet |
(wij) heten | (wij) heten |
(jullie) heten | (jullie) heten |
(zij) heten | (zij) heten |
Zeggen zeggen Delen Gekopieerd!
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
(ik) zeg | (ik) zeg |
(jij) zegt / zeg | (jij) zegt / zeg |
(hij/zij/het) zegt | (hij/zij/het) zegt |
(wij) zeggen | (wij) zeggen |
(jullie) zeggen | (jullie) zeggen |
(zij) zeggen | (zij) zeggen |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.