Nederlands A1.1: Groeten en afscheid

Groeten en Afscheiding

Woordenschat (12)

 Zijn (zijn) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Ik ben blij hier te zijn.

Show

Ik ben blij hier te zijn. Show

Zijn

Show

Zijn Show

 Goedemorgen: Goedemorgen (Nederlands)

Goedemorgen, wij zijn blij om je hier te zien!

Show

Goedemorgen, wij zijn blij om je hier te zien! Show

Goedemorgen

Show

Goedemorgen Show

 Goedemiddag: Goedemiddag (Nederlands)

Goedemiddag, hoe gaat het met jullie vandaag?

Show

Goedemiddag, hoe gaat het met jullie vandaag? Show

Goedemiddag

Show

Goedemiddag Show

 Goedenavond: Goedenavond (Nederlands)

Goedenavond, ik ben blij jullie te ontmoeten!

Show

Goedenavond, ik ben blij jullie te ontmoeten! Show

Goedenavond

Show

Goedenavond Show

 Goedendag: Goedendag (Nederlands)

Goedendag, wij zien jullie later aan het station, tot ziens!

Show

Goedendag, wij zien jullie later aan het station, tot ziens! Show

Goedendag

Show

Goedendag Show

 Hallo: Hallo (Nederlands)

Hallo, ik ben blij je te ontmoeten! Hoe gaat het?

Show

Hallo, ik ben blij je te ontmoeten! Hoe gaat het? Show

Hallo

Show

Hallo Show

 Tot morgen: Tot morgen (Nederlands)

Hallo, ik zie je tot morgen na het werk.

Show

Hallo, ik zie je tot morgen na het werk. Show

Tot morgen

Show

Tot morgen Show

 Tot straks: Tot straks (Nederlands)

Ik zie jou later, tot straks!

Show

Ik zie jou later, tot straks! Show

Tot straks

Show

Tot straks Show

 Tot ziens: Tot ziens (Nederlands)

Tot ziens, ik hoop dat jij een fijne dag hebt gehad.

Show

Tot ziens, ik hoop dat jij een fijne dag hebt gehad. Show

Tot ziens

Show

Tot ziens Show

 Aangenaam: Aangenaam (Nederlands)

Aangenaam, wij zijn blij je te ontmoeten vandaag!

Show

Aangenaam, wij zijn blij je te ontmoeten vandaag! Show

Aangenaam

Show

Aangenaam Show

 Leuk je te ontmoeten!: Leuk je te ontmoeten! (Nederlands)

Hallo, ik ben blij dat wij elkaar nu ontmoeten.

Show

Hallo, ik ben blij dat wij elkaar nu ontmoeten. Show

Leuk je te ontmoeten!

Show

Leuk je te ontmoeten! Show

 Hebben (hebben) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Wij hebben een afspraak, tot ziens.

Show

Wij hebben een afspraak, tot ziens. Show

Hebben

Show

Hebben Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gespreksoefening

Instructie:

  1. Gebruik de juiste begroeting in elke situatie en begin een praatje. (Gebruik de juiste begroeting in elke situatie en begin een praatje.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Goedemorgen!

Goedemorgen!

Goedemiddag!

Goedemiddag!

Goedenavond!

Goedenavond!

Hoe gaat het met je?

Hoe gaat het met je?

Prima. En jij?

Prima. En jij?

Tot ziens!

Tot ziens!

Sorry, kun je het herhalen alsjeblieft?

Sorry, kun je het herhalen alsjeblieft?

Ik begrijp het niet.

Ik begrijp het niet.

Kunt u dat spellen?

Kunt u dat spellen?

Aangenaam kennis te maken.

Aangenaam kennis te maken.

...

Oefening 2: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling
1.
ontmoeten vandaag! | zijn blij | je te | Aangenaam, wij
Aangenaam, wij zijn blij je te ontmoeten vandaag!
(Aangenaam, wij zijn blij je te ontmoeten vandaag!)
2.
om je | Goedemorgen, wij | zien! | zijn blij | hier te
Goedemorgen, wij zijn blij om je hier te zien!
(Goedemorgen, wij zijn blij om je hier te zien!)
3.
gaat het | met jullie | vandaag? | Goedemiddag, hoe
Goedemiddag, hoe gaat het met jullie vandaag?
(Goedemiddag, hoe gaat het met jullie vandaag?)
4.
werk. | Hallo, ik | tot morgen | zie je | na het
Hallo, ik zie je tot morgen na het werk.
(Hallo, ik zie je tot morgen na het werk.)
5.
te | Ik | hier | zijn. | blij | ben
Ik ben blij hier te zijn.
(Ik ben blij hier te zijn.)
6.
jou | Ik | straks! | zie | later, | tot
Ik zie jou later, tot straks!
(Ik zie jou later, tot straks!)
7.
ben blij | ontmoeten. | dat wij | elkaar nu | Hallo, ik
Hallo, ik ben blij dat wij elkaar nu ontmoeten.
(Hallo, ik ben blij dat wij elkaar nu ontmoeten.)

Oefening 3: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Zijn


Zijn

2

Tot ziens


Tot ziens

3

Goedemorgen


Goedemorgen

4

Hebben


Hebben

5

Tot morgen


Tot morgen

Oefening 4: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies het juiste werkwoord en de juiste tijd.

Toon vertaling Toon antwoorden

heeft, bent, zijn, hebben, heb, hebt

1.
Zij ... altijd een glimlach, hallo!
(Zij heeft altijd een glimlach, hallo!)
2.
Wij ... klaar voor de les.
(Wij zijn klaar voor de les.)
3.
Ik ... een vraag, goedemorgen.
(Ik heb een vraag, goedemorgen.)
4.
Zij ... altijd behulpzaam.
(Zij zijn altijd behulpzaam.)
5.
Jij ... een goede vriend.
(Jij bent een goede vriend.)
6.
Jullie ... echt gezellig.
(Jullie zijn echt gezellig.)
7.
Jij ... een leuk accent, aangenaam!
(Jij hebt een leuk accent, aangenaam!)
8.
Jullie ... geluk, tot morgen!
(Jullie hebben geluk, tot morgen!)

Oefening 5: Persoonlijke voornaamwoorden (ik, jij, hij,…)

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Persoonlijke voornaamwoorden (ik, jij, hij,…)

Toon vertaling Toon antwoorden

Het, Zij, Ik, Jullie, Jij, Wij, U

1.
... gaan naar de markt.
(Wij gaan naar de markt.)
2.
... is tijd om te gaan.
(Het is tijd om te gaan.)
3.
... bent meneer Jansen, toch?
(U bent meneer Jansen, toch?)
4.
... woon in Amsterdam.
(Ik woon in Amsterdam.)
5.
... woont in Rotterdam.
(Zij woont in Rotterdam.)
6.
... leren Nederlands.
(Jullie leren Nederlands.)
7.
... zijn mijn vrienden.
(Zij zijn mijn vrienden.)
8.
... spreekt Nederlands.
(Jij spreekt Nederlands.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Zijn zijn

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Nederlands Nederlands
ik ben ik ben
jij bent jij bent
hij/zij/het is hij/zij/het is
wij zijn wij zijn
jullie zijn jullie zijn
zij zijn zij zijn

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Hebben hebben

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Nederlands Nederlands
ik heb ik heb
jij hebt jij hebt
hij/zij/het heeft hij/zij/het heeft
wij hebben wij hebben
jullie hebben jullie hebben
zij hebben zij hebben

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏