- Eerste persoon: 'ik' voor enkelvoud, 'wij' voor meervoud.
- Tweede persoon: 'jij' voor informeel, 'u' voor formeel.
- Derde persoon: 'hij' voor mannelijk, 'zij' voor vrouwelijk.
Persoon (Persoon) | Enkelvoud (Enkelvoud) | Meervoud (Meervoud) |
---|---|---|
1. | ik | wij / we |
2. | jij / je / u | jullie |
3. | hij / zij / ze | zij / ze |
3. (onzijdig) | het / 't |
Uitzonderingen!
- Gebruik 'je' in informele situaties in plaats van 'jij'.
- Gebruik 'u' voor beleefde of formele situaties.
- Het onzijdig voornaamwoord 'het' verwijst naar dingen of ideeën.
- Je, ze, en we kunnen niet gebruikt worden bij contrast of benadrukking, zoals: 'Wie heeft de afwas gedaan? Zij heeft dat gedaan, jij niet!
Oefening 1: Persoonlijke voornaamwoorden (ik, jij, hij,…)
Instructie: Vul het juiste woord in.
Het, Zij, Ik, Jullie, Jij, Wij, U
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. ___ begin de vergadering nu.
2. Wilt ___ een kopje koffie?
3. ___ bent vandaag erg vriendelijk.
4. ___ gaat morgen naar de training.
5. ___ hebben het rapport klaar.
6. ___ kunt je vragen stellen als je wilt.