Zich scheren (zich scheren) - Onvoltooid verleden tijd (OVT), aantonende wijs (Onvoltooid verleden tijd , aantonende wijs)

 Zich scheren (zich scheren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Zich scheren - Vervoeging van Zich scheren in het Nederlands: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de voltooid verleden tijd, aantonende wijs (Onvoltooid verleden tijd (OVT), aantonende wijs).

Onvoltooid verleden tijd (OVT), aantonende wijs (Onvoltooid verleden tijd , aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Zich scheren (zich scheren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Lesprogramma: Nederlandse les - Dagelijkse routines (Dagelijkse routines)

Verbuiging van zich scheren in de onvoltooid verleden tijd (ovt)

Nederlands Nederlands
(ik) scheerde mij (ik) scheerde mij
(jij) scheerde je / scheerde jij (jij) scheerde je / scheerde jij
(hij/zij/het) scheerde zich (hij/zij/het) scheerde zich
(wij) scheerden ons (wij) scheerden ons
(jullie) scheerden je / scheerden jullie (jullie) scheerden je / scheerden jullie
(zij) scheerden zich (zij) scheerden zich

Voorbeeldzinnen

Nederlands Nederlands
Ik scheerde mij voor het tanden poetsen. Ik scheerde mij voor het tanden poetsen.
Jij scheerde je na het gebruik van de gel. Jij scheerde je na het gebruik van de gel.
Hij scheerde zich en gebruikte daarna deodorant. Hij scheerde zich en gebruikte daarna deodorant.
Wij scheerden ons voor het feestje met parfum. Wij scheerden ons voor het feestje met parfum.
Jullie scheerden je na het handen wassen. Jullie scheerden je na het handen wassen.
Zij scheerden zich voordat ze de zalf openden. Zij scheerden zich voordat ze de zalf openden.

Oefening: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies de juiste vorm.

Toon vertaling Toon antwoorden

jij, scheerden, jullie, je, scheerden zich, scheerde, scheerde zich, scheerden ons, scheerde mij

1.
Wij ... voor het feestje met parfum.
(Wij scheerden ons voor het feestje met parfum.)
2.
... ... ... na het gebruik van de gel.
(Jij scheerde je na het gebruik van de gel.)
3.
Hij ... en gebruikte daarna deodorant.
(Hij scheerde zich en gebruikte daarna deodorant.)
4.
Ik ... voor het tanden poetsen.
(Ik scheerde mij voor het tanden poetsen.)
5.
... ... ... na het handen wassen.
(Jullie scheerden je na het handen wassen.)
6.
Zij ... voordat ze de zalf openden.
(Zij scheerden zich voordat ze de zalf openden.)