Gesprek
1. | Verpleger: | Goedemorgen, Lisa. Hoe gaat het vandaag? Leuk weekend gehad? | (Goedemorgen, Lisa. Hoe gaat het vandaag? Leuk weekend gehad?) Show |
2. | Lisa, administratie: | Alles top! Overlopen we jouw werkschema voor deze week? | (Alles top! Overlopen we jouw werkschema voor deze week?) Show |
3. | Verpleger: | Graag! Wanneer werk ik vandaag? En morgen? | (Graag! Wanneer werk ik vandaag? En morgen?) Show |
4. | Lisa, administratie: | Je werkt elke ochtend van maandag tot zaterdag. | (Je werkt elke ochtend van maandag tot zaterdag.) Show |
5. | Verpleger: | Ok. En wanneer werkt dokter Van Geel deze week? | (Ok. En wanneer werkt dokter Van Geel deze week?) Show |
6. | Lisa, administratie: | De dokter werkt de maandagvoormiddag. 's Middags heeft hij vrij. | (De dokter werkt de maandagvoormiddag. 's Middags heeft hij vrij.) Show |
7. | Verpleger: | Ok, en Paul werkt volledige dagen? Dat is fijn. Dan ben ik niet alleen. | (Ok, en Paul werkt volledige dagen? Dat is fijn. Dan ben ik niet alleen.) Show |
8. | Lisa, administratie: | Inderdaad, en hij werkt ook dinsdagavond en donderdagavond. | (Inderdaad, en hij werkt ook dinsdagavond en donderdagavond.) Show |
9. | Verpleger: | Elisa doet weer de nachten deze week? Gisteren was ze er niet. | (Elisa doet weer de nachten deze week? Gisteren was ze er niet.) Show |
10. | Lisa, administratie: | Ja, dat vraagt ze zelf. 's Morgens brengt ze haar kinderen naar school. Daarom werkt ze graag 's avonds. | (Ja, dat vraagt ze zelf. 's Morgens brengt ze haar kinderen naar school. Daarom werkt ze graag 's avonds.) Show |
11. | Verpleger: | Ze werkt dan maar 4 dagen deze week? In het weekend neem ik dan over. | (Ze werkt dan maar 4 dagen deze week? In het weekend neem ik dan over.) Show |
12. | Lisa, administratie: | Trouwens, Paul heeft vrij deze week op donderdag. Hij volgt een cursus. | (Trouwens, Paul heeft vrij deze week op donderdag. Hij volgt een cursus.) Show |
13. | Verpleger: | Nou, heeft die weer geluk. | (Nou, heeft die weer geluk.) Show |
Oefening 1: Discussievragen
Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.
- Wanneer werkt dokter Van Geel deze week?
- Waarom werkt Elisa liever 's avonds?
- Werk jij liever in de ochtend of in de avond? Waarom?
- Hoe ziet jouw ideale weekschema eruit?
Wanneer werkt dokter Van Geel deze week?
Waarom werkt Elisa liever 's avonds?
Werk jij liever in de ochtend of in de avond? Waarom?
Hoe ziet jouw ideale weekschema eruit?
Oefening 2: Vul de open plekken in en maak de zinnen af
Instructie: Vul het juiste woord in.
ochtend, week, donderdagavond, 's Morgens
1.
Je werkt elke ... van maandag tot zaterdag.
(Je werkt elke ochtend van maandag tot zaterdag.)
2.
Inderdaad, en hij werkt ook dinsdagavond en ....
(Inderdaad, en hij werkt ook dinsdagavond en donderdagavond.)
3.
Ok. En wanneer werkt dokter Van Geel deze ...?
(Ok. En wanneer werkt dokter Van Geel deze week?)
4.
Ja, dat vraagt ze zelf. ... brengt ze haar kinderen naar school. Daarom werkt ze graag 's avonds.
(Ja, dat vraagt ze zelf. 's Morgens brengt ze haar kinderen naar school. Daarom werkt ze graag 's avonds.)