Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

  1. Een hoofdzin volgt de volgorde: subject - werkwoord - rest
  2. Een ja/nee-vraag begint met het werkwoord, gevolgd door het subject. De andere zinsdelen blijven op hun plaats.
ZinstypeVoorbeeld
HoofdzinIk kom uit Engeland.
Ik woon nu in Utrecht.
Jan leest een boek in zijn kamer.
Ja/nee-vraagWoon je in Utrecht?
Krijg je morgen bezoek?
Zijn je ouders daar op vakantie?
Schijnt de zon deze week?

Oefening 1: Hoofdzinnen en ja/nee-vragen

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

kom, Woon, Zijn, woon

1.
... je in Amsterdam?
(Woon je in Amsterdam?)
2.
Ik ... nu in Rotterdam.
(Ik woon nu in Rotterdam.)
3.
... je ouders op vakantie?
(Zijn je ouders op vakantie?)
4.
Ik ... uit Nederland.
(Ik kom uit Nederland.)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. ___ jij in Amsterdam?

2. ___ jij je telefoonnummer aan mij?

3. ___ jij vaak e-mails?

4. ___ jouw postcode 1234 AB?

5. ___ de man en de vrouw thuis?

6. ___ jij uit Utrecht?