- De stam vind je door -en van het werkwoord te verwijderen.
Persoon & Uitgang | Werken | Maken | Antwoorden | Blijven | Reizen |
---|---|---|---|---|---|
Ik (-) | werk (werk) | maak (maak) | antwoord (antwoord) | blijf (blijf) | reis (reis) |
Jij (-t) | werkt (werkt) | maakt (maakt) | antwoordt (antwoordt) | blijft (blijft) | reist (reist) |
Hij/Zij (-t) | werkt (werkt) | maakt (maakt) | antwoordt (antwoordt) | blijft (blijft) | reist (reist) |
Wij (-en) | werken (werken) | maken (maken) | antwoorden (antwoorden) | blijven (blijven) | reizen (reizen) |
Jullie (-en) | werken (werken) | maken (maken) | antwoorden (antwoorden) | blijven (blijven) | reizen (reizen) |
Zij (-en) | werken (werken) | maken (maken) | antwoorden (antwoorden) | blijven (blijven) | reizen (reizen) |
Uitzonderingen!
- "Maken:" Heeft het werkwoord één klinker en één medeklinker voor -en, dan verdubbelt de klinker in de eerste, tweede en derde persoon enkelvoud.
- "Blijven:"Heeft het werkwoord een -v voor -en, dan wordt in de stam de -v een -f.
- "Reizen:"Heeft het werkwoord een -z voor -en, dan wordt in de stam de -z een -s.
Oefening 1: Onvoltooid tegenwoordige tijd: regelmatige werkwoorden
Instructie: Vul het juiste woord in.
antwoordt, brengt, werken, loopt, blijf, drinken, werk, wacht
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Ik ___ mijn telefoonnummer aan mijn vriend.
2. Jij ___ het e-mailadres van de klant.
3. Hij ___ een bericht naar zijn vrouw.
4. Wij ___ samen aan het project.
5. ___ jij hier tot ik terugkom?
6. Zij ___ een afspraak op kantoor.