10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Nederlands A1.11: Rangtelwoorden - herhalingsoefeningen

Deze oefeningen kunnen samen met de docent worden gedaan om de les te beginnen.

Terug naar les

Deze oefeningen herhalen de laatste 5 lessen en kunnen aan het begin van de les of als huiswerk worden gedaan ter voorbereiding van de les.

Oefening 1: Grammatica-herhalingsoefening (laatste 5 lessen)

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

Hoe, Wanneer, Het hagelt, Het onweert, Welk

1. Onweren:
... vaak in de zomer.
(Het onweert vaak in de zomer.)
2.
... voel je je vandaag?
(Hoe voel je je vandaag?)
3.
... komt jouw tante op bezoek?
(Wanneer komt jouw tante op bezoek?)
4.
... cadeau heb je gekregen?
(Welk cadeau heb je gekregen?)
5. Hagelen:
... soms in de winter.
(Het hagelt soms in de winter.)

Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Het jaar


Het jaar

2

Verjaren


Verjaren

3

De geboorteplaats


De geboorteplaats

4

Het contact


Het contact

5

Maandag


Maandag

Oefening 3: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies het juiste werkwoord en de juiste tijd.

Toon vertaling Toon antwoorden

eet, voelen, maken, stuurt, voelt

1.
Hij ... zijn huisnummer naar haar.
(Hij stuurt zijn huisnummer naar haar.)
2.
Hij ... de regen nu.
(Hij voelt de regen nu.)
3.
Ik ... brood op woensdagmiddag.
(Ik eet brood op woensdagmiddag.)
4.
Wij ... plannen voor het weekend.
(Wij maken plannen voor het weekend.)
5.
Zij ... de kou morgen.
(Zij voelen de kou morgen.)

Oefening 4: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Vandaag is het woensdag, we gaan naar school.
Vandaag is het woensdag, we gaan naar school.
2. Wat is jouw telefoonnummer, meneer?
Wat is jouw telefoonnummer, meneer?
3. De kapper is ook de vader van de jongen.
De kapper is ook de vader van de jongen.
4. Wij ontbijten 's morgens samen op maandag.
Wij ontbijten 's morgens samen op maandag.
5. Wij sturen het telefoonnummer naar jullie.
Wij sturen het telefoonnummer naar jullie.