10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Nederlands A1.16: Dagelijkse routines - herhalingsoefeningen

Deze oefeningen kunnen samen met de docent worden gedaan om de les te beginnen.

Terug naar les

Deze oefeningen herhalen de laatste 5 lessen en kunnen aan het begin van de les of als huiswerk worden gedaan ter voorbereiding van de les.

Oefening 1: Grammatica-herhalingsoefening (laatste 5 lessen)

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

tussen, gaan, Het sneeuwt, zesentwintigste, Het waait

1. Waaien:
... hard langs de kust.
(Het waait hard langs de kust.)
2.
De winkel is gesloten ... twaalf en één uur.
(De winkel is gesloten tussen twaalf en één uur.)
3. 26:
De hoeveelste is het vandaag? Het is de ....
(De hoeveelste is het vandaag? Het is de zesentwintigste.)
4. Sneeuwen:
... in de bergen in de winter.
(Het sneeuwt in de bergen in de winter.)
5.
Volgend jaar ... we samen reizen.
(Volgend jaar gaan we samen reizen.)

Oefening 2: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

De derde


De derde

2

Februari


Februari

3

Kerstmis


Kerstmis

4

Verkiezen


Verkiezen

5

De vijfde


De vijfde

Oefening 3: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies het juiste werkwoord en de juiste tijd.

Toon vertaling Toon antwoorden

herinnert, herinner, kom aan, vertrekken, gaan

1.
Jullie ... altijd in december naar zweden.
(Jullie gaan altijd in december naar zweden.)
2.
Wij ... om vijf over half drie.
(Wij vertrekken om vijf over half drie.)
3.
Hij ... zich de derde dag.
(Hij herinnert zich de derde dag.)
4.
Ik ... om kwart over drie.
(Ik kom aan om kwart over drie.)
5.
Ik ... de eerste dag.
(Ik herinner de eerste dag.)

Oefening 4: Vertaal en maak zinnen

Instructie: Vertaal de woorden en zinnen hieronder.

1. Ik eet een wortel vandaag.
Ik eet een wortel vandaag.
2. Wij vieren oud en nieuw 's avonds.
Wij vieren oud en nieuw 's avonds.
3. Jij herinnert je de tweede dag.
Jij herinnert je de tweede dag.
4. Morgen is de tweede zonnige dag.
Morgen is de tweede zonnige dag.
5. Ik eet de aardappel vandaag.
Ik eet de aardappel vandaag.