10K+ studenten - 4.8/5

Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Wil je eindelijk Nederlands spreken? Boek een les met een van onze docenten!

Schrijf je nu in!

Woordenschat (11)

 De pot: De pot (Nederlands)

Zet de pot op de tafel in de eetkamer.

Show

Zet de pot op de tafel in de eetkamer. Show

De pot

Show

De pot Show

 De pan: De pan (Nederlands)

Ik zet de pan en de lepel op de tafel.

Show

Ik zet de pan en de lepel op de tafel. Show

De pan

Show

De pan Show

 Het bestek: Het bestek (Nederlands)

Wij hebben het bestek nodig in de eetkamer.

Show

Wij hebben het bestek nodig in de eetkamer. Show

Het bestek

Show

Het bestek Show

 Het bord: Het bord (Nederlands)

Ik zet het bord op de tafel in de eetkamer.

Show

Ik zet het bord op de tafel in de eetkamer. Show

Het bord

Show

Het bord Show

 Het glas: Het glas (Nederlands)

Ik zet het glas op de tafel in de eetkamer.

Show

Ik zet het glas op de tafel in de eetkamer. Show

Het glas

Show

Het glas Show

 De tas: De tas (Nederlands)

De tas staat op de tafel in de eetkamer.

Show

De tas staat op de tafel in de eetkamer. Show

De tas

Show

De tas Show

 De kom: De kom (Nederlands)

Zet de kom op de tafel in de eetkamer.

Show

Zet de kom op de tafel in de eetkamer. Show

De kom

Show

De kom Show

 De lepel: De lepel (Nederlands)

Ik leg de lepel op de tafel in de eetkamer.

Show

Ik leg de lepel op de tafel in de eetkamer. Show

De lepel

Show

De lepel Show

 Afwassen (afwassen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Jij wast af en ik schoonmaak de tafel.

Show

Jij wast af en ik schoonmaak de tafel. Show

Afwassen

Show

Afwassen Show

 Het mes: Het mes (Nederlands)

Ik leg het mes naast het bord op de tafel.

Show

Ik leg het mes naast het bord op de tafel. Show

Het mes

Show

Het mes Show

 De vork: De vork (Nederlands)

De vork ligt op de tafel bij het bord.

Show

De vork ligt op de tafel bij het bord. Show

De vork

Show

De vork Show

Gespreksoefening

  1. Vraag om een voorwerp dat je nodig hebt door te geven. (Vraag om een item dat je nodig hebt door te geven.)
  2. Beschrijf waar elk stuk serviesgoed op tafel is geplaatst. (Beschrijf waar elk serviesgoed op de tafel is geplaatst.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

De kom met suiker staat bij dat bord.

De kom met suiker staat bij dat bord.

Er zit een lepel in die suikerpot.

Er zit een lepel in die suikerpot.

Er ligt een tafellaken op de tafel.

Er ligt een tafellaken op de tafel.

Naast de schaal met brood staat een glas met sinaasappelsap.

Naast de schaal met brood staat een glas met sinaasappelsap.

De koffie staat ver van de thee.

De koffie staat ver van de thee.

Kun je me het brood aanreiken?

Kun je me het brood aanreiken?

...

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Het mes


Het mes

2

De kom


De kom

3

Het glas


Het glas

4

De tas


De tas

5

Het bord


Het bord

Aanvullend leermateriaal

Bijlage 1: Uitgebreide vocabulaire tabel

Kernwoordenschat (11): Werkwoorden: 1, Zelfstandige naamwoorden: 10,

Nederlands Nederlands
Afwassen Afwassen
De kom De kom
De lepel De lepel
De pan De pan
De pot De pot
De tas De tas
De vork De vork
Het bestek Het bestek
Het bord Het bord
Het glas Het glas
Het mes Het mes

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏