Woordenschat (11) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Gespreksoefening
Instructie:
- Vraag om een voorwerp dat je nodig hebt door te geven. (Vraag om een item dat je nodig hebt door te geven.)
- Noem al het serviesgoed en het gebruik ervan. (Noem al het serviesgoed en het gebruik.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
De schaal met suiker staat op de tafel. |
De lepel is in de kom. |
Kun je het tafelkleed op de tafel leggen? |
Het glas is gevuld met sinaasappelsap. |
Het bord is gevuld met croissants. |
Kun je me een glas water aangeven? |
Wil je een kopje koffie of een kopje thee? |
De vork, het mes en de lepel liggen naast het bord. |
... |
Oefening 2: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 3: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
Het mes
Het mes
2
De kom
De kom
3
Het glas
Het glas
4
De tas
De tas
5
Het bord
Het bord
Oefening 4: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 5: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 6: Clusteren van woorden
Instructie: Sleep de woorden naar de juiste categorie: woorden die je gebruikt om de tafel te dekken, en woorden die je gebruikt bij het koken.
Tafel dekken
Koken en bereiden
Oefening 7: Voorzetsels van plaats (aan, in, onder,...)
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: Voorzetsels van plaats (aan, in, onder,...)
Toon vertaling Toon antwoordentussen, op, bij, aan, in, voor, boven
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
A1.33.1 Grammatica
Voorzetsels van plaats (aan, in, onder,...)
Voorzetsels van plaats (aan, in, onder,...)
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Snijden snijden Delen Gekopieerd!
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
(ik) snijd | (ik) snijd |
(jij) snijdt/snij | (jij) snijdt/snij |
(hij/zij/het) snijdt | (hij/zij/het) snijdt |
(wij) snijden | (wij) snijden |
(jullie) snijden | (jullie) snijden |
(zij) snijden | (zij) snijden |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.