Woordenschat (13)

 Aanzetten (aanzetten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Zij zetten de kachel aan.

Show

Zij zetten de kachel aan. Show

Aanzetten

Show

Aanzetten Show

 Uitzetten (uitzetten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Zetten jullie de oven uit na het bakken?

Show

Zetten jullie de oven uit na het bakken? Show

Uitzetten

Show

Uitzetten Show

 De koelkast: De koelkast (Nederlands)

Elke ouder controleert de koelkast in de keuken.

Show

Elke ouder controleert de koelkast in de keuken. Show

De koelkast

Show

De koelkast Show

 De magnetron: De magnetron (Nederlands)

Elke ochtend zet ik de magnetron aan.

Show

Elke ochtend zet ik de magnetron aan. Show

De magnetron

Show

De magnetron Show

 De vriezer: De vriezer (Nederlands)

Iedere keuken heeft een vriezer nodig.

Show

Iedere keuken heeft een vriezer nodig. Show

De vriezer

Show

De vriezer Show

 De oven: De oven (Nederlands)

Zet de oven aan voor het avondeten.

Show

Zet de oven aan voor het avondeten. Show

De oven

Show

De oven Show

 De afwasmachine: De afwasmachine (Nederlands)

Elke keuken heeft een afwasmachine nodig.

Show

Elke keuken heeft een afwasmachine nodig. Show

De afwasmachine

Show

De afwasmachine Show

 De wasmachine: De wasmachine (Nederlands)

Iedereen zet de wasmachine aan na het ontbijt.

Show

Iedereen zet de wasmachine aan na het ontbijt. Show

De wasmachine

Show

De wasmachine Show

 De stofzuiger: De stofzuiger (Nederlands)

De stofzuiger is in de garage.

Show

De stofzuiger is in de garage. Show

De stofzuiger

Show

De stofzuiger Show

 Het strijkijzer: Het strijkijzer (Nederlands)

Ik gebruik het strijkijzer elke week.

Show

Ik gebruik het strijkijzer elke week. Show

Het strijkijzer

Show

Het strijkijzer Show

 De verwarming: De verwarming (Nederlands)

Iedere kamer heeft een eigen verwarming.

Show

Iedere kamer heeft een eigen verwarming. Show

De verwarming

Show

De verwarming Show

 Brengen (brengen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Zij brengen de afwasmachine in de keuken.

Show

Zij brengen de afwasmachine in de keuken. Show

Brengen

Show

Brengen Show

 Dienen (dienen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Ik dien de maaltijd op tafel.

Show

Ik dien de maaltijd op tafel. Show

Dienen

Show

Dienen Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Gespreksoefening

Instructie:

  1. Noem elk apparaat en, indien mogelijk, waar het voor wordt gebruikt. (Noem elk apparaat en, indien mogelijk, waarvoor het wordt gebruikt.)
  2. Geef aan welke van die apparaten je meestal gebruikt. (Vertel welke van die apparaten je meestal gebruikt.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Er is een oven in de keuken.

Er is een oven in de keuken.

Er is een grote koelkast in de keuken.

Er is een grote koelkast in de keuken.

De stofzuiger wordt gebruikt om schoon te maken.

De stofzuiger wordt gebruikt om schoon te maken.

Je zet de radiator aan wanneer het koud is.

Je zet de radiator aan wanneer het koud is.

Ik gebruik de droger om mijn kleren sneller te drogen.

Ik gebruik de droger om mijn kleren sneller te drogen.

Je kunt je kleren in de kledingkast leggen.

Je kunt je kleren in de kledingkast leggen.

...

Oefening 2: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden Toon vertaling
1.
allemaal | In | keuken | staan | magnetrons. | de
In de keuken staan allemaal magnetrons.
(In de keuken staan allemaal magnetrons.)
2.
zet ik | de magnetron | aan. | Elke ochtend
Elke ochtend zet ik de magnetron aan.
(Elke ochtend zet ik de magnetron aan.)
3.
twee ovens | nodig. | Elk huis | heeft minstens
Elk huis heeft minstens twee ovens nodig.
(Elk huis heeft minstens twee ovens nodig.)
4.
gebruik | Ik | strijkijzer | elke | week. | het
Ik gebruik het strijkijzer elke week.
(Ik gebruik het strijkijzer elke week.)
5.
verschillende | elk | huis | vriezers. | In | staan
In elk huis staan verschillende vriezers.
(In elk huis staan verschillende vriezers.)
6.
de keuken. | controleert de | koelkast in | Elke ouder
Elke ouder controleert de koelkast in de keuken.
(Elke ouder controleert de koelkast in de keuken.)
7.
avondeten. | oven aan | voor het | Zet de
Zet de oven aan voor het avondeten.
(Zet de oven aan voor het avondeten.)

Oefening 3: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

De magnetron


De magnetron

2

De wasmachine


De wasmachine

3

De vriezer


De vriezer

4

De afwasmachine


De afwasmachine

5

Uitzetten


Uitzetten

Oefening 4: Werkwoordsvervoeging

Instructie: Kies het juiste werkwoord en de juiste tijd.

Toon vertaling Toon antwoorden

dien, dienen, brengt, dient, breng, brengen

1.
Jij ... de stroom naar de oven.
(Jij brengt de stroom naar de oven.)
2.
Jullie ... de oven schoon te maken.
(Jullie dienen de oven schoon te maken.)
3.
Jullie ... de koelkast in de keuken.
(Jullie brengen de koelkast in de keuken.)
4.
Ik ... de maaltijd op tafel.
(Ik dien de maaltijd op tafel.)
5.
Hij ... de stofzuiger uit te zetten.
(Hij dient de stofzuiger uit te zetten.)
6.
Ik ... de was naar de wasmachine.
(Ik breng de was naar de wasmachine.)
7.
Wij ... de stofzuiger naar de woonkamer.
(Wij brengen de stofzuiger naar de woonkamer.)
8.
Zij ... de verwarming aan te zetten.
(Zij dienen de verwarming aan te zetten.)

Oefening 5: Onbepaalde voornaamworden (ieder, elk, alles, wat, wie, allemaal)

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Onbepaalde voornaamworden (ieder, elk, alles, wat, wie, allemaal)

Toon vertaling Toon antwoorden

Elke, Ieder, Iedere, allemaal, elk, Elk, Alles

1.
... leerling doet zijn best in de klas.
(Iedere leerling doet zijn best in de klas.)
2.
In ... huis staat een oven in de keuken.
(In elk huis staat een oven in de keuken.)
3.
... van ons gebruikt wel eens een stofzuiger.
(Ieder van ons gebruikt wel eens een stofzuiger.)
4.
Wie gebruikt ... het strijkijzer?
(Wie gebruikt allemaal het strijkijzer?)
5.
... in de wasmachine wordt schoon gewassen.
(Alles in de wasmachine wordt schoon gewassen.)
6.
... vriezer moet regelmatig schoongemaakt worden.
(Elke vriezer moet regelmatig schoongemaakt worden.)
7.
... kast in de keuken is vol.
(Elke kast in de keuken is vol.)
8.
... kind mag meedoen met het spel.
(Elk kind mag meedoen met het spel.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A1.34.1 Grammatica

Onbepaalde voornaamworden (ieder, elk, alles, wat, wie, allemaal)

Onbepaalde voornaamworden (ieder, elk, alles, wat, wie, allemaal)


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Brengen brengen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Nederlands Nederlands
ik breng ik breng
jij brengt jij brengt
hij/zij/het brengt hij/zij/het brengt
wij brengen wij brengen
jullie brengen jullie brengen
zij brengen zij brengen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Dienen dienen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Nederlands Nederlands
ik dien ik dien
jij dient jij dient
hij/zij/het dient hij/zij/het dient
wij dienen wij dienen
jullie dienen jullie dienen
zij dienen zij dienen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏